‘Ok, baas. Ik haal hem nu op.’ Tanaka san klonk als een windstille zee. Maar iedereen die hem zag, zou schrikken. Zijn gezicht was lijkbleek. Zijn gevoelens gingen op en neer. Als hoge golven. Waarin hij elk moment kon verdrinken. Zo ontzettend gestresst was hij. Vanavond ging hij Hanna ten huwelijk vragen. In zijn hoofd zei ze ‘ja’. Maar een ander stemmetje zei: ‘nee’. Ja, nee, ja, nee, wisselden elkaar in razendsnel tempo af. Tot ze een woord waren. Het liefst wilde hij zijn hoofd uitzetten als een kapotte lamp. Hij trilde. Zijn vingers voelden klam aan. Ze gleden voortdurend van het stuur. Hij zocht naar zijn witte handschoenen in het laatje. Ze lagen er niet.
‘Oh, ja,’ bedacht hij ineens. ‘Ze hangen aan de waslijn!’ Hij zag zijn handschoenen al naar de voorbijgangers zwaaien. Hij kon zichzelf wel voor de kop slaan. Als het maar niet ging regenen. Verdwaasd keek hij naar de hemel. Zeemeeuwen vlogen onder donkere wolken. Als lenige surfers op de golven van de wind. Het zou nu vast gaan regenen. Shit. Een vliegtuig met een rode vogel op zijn staart vloog over. Op dat moment klonk door de intercom van het vliegtuig: ‘We gaan over een paar minuten landen. Wilt u uw tafeltje voor u inklappen en blijven zitten. Tot we geland zijn. Vergeet niet uw veiligheidsgordels aan te doen voor uw eigen veiligheid.’ De pictogrammen op het scherm lichtten op. De passagiers volgden de instructies op.
Tanaka san drukte de hendel in van zijn richtingaanwijzer. De rode pijl gaf links aan. Hij vloog met zijn taxi naar de vlieghaven. Hij had haast. De klant was al uitgecheckt en wachtte bij terminal 1.
Het zou zijn laatste klant zijn voor vandaag. Daarna was hij vrij. Normaal reed Tanaka san altijd met zijn navigatiesysteem aan. Maar in de buurt van de vlieghaven zette hij hem angstvallig uit. Het was nog maar zes maanden geleden dat het gebied compleet verwoest was door de tsunami. Tanaka san reed door een leeg landschap. Hier en daar was een weg opgeknapt. Het ergste puin was opgeruimd. Maar op zijn navigatiesysteem stond alles er nog: de rijstvelden, de scholen, de woonhuizen. De bruggen, de wegen. Ook de nog intacte dijk waarover hij reed. Alsof er nooit een tsunami was geweest.
Hij reed door een schijnwereld. In die wereld kon elk moment iemand uit zijn huis stappen en een taxi aanhouden. Net zoals zijn handschoenen naar voorbijgangers zwaaiden. Tanaka san was als de dood dat hij een geest zou oppikken. Het hele gebied krioelde van de geesten, zei men. Geesten van vermisten die nooit begraven waren. Maar die als elke andere dode naar de hemel wilden.
Hij kwam aan bij terminal 1 van het vliegveld dat tijdens de tsunami volledig was verwoest, maar nu als een wonder weer rechtop stond. De vliegtuigen scheerden als geesten door de helderblauwe lucht. Tanaka san keek naar de glazen constructie. Een oogsbechoocheling. Glimmend in de zon. Maar indien er weer zo'n vreselijke aardbeving kwam, dan zouden de panelen weer als een kaartenhuis instorten. Toch was hij niet bang. Hij geloofde niet dat een ramp van dit caliber op dezelfde plek een tweede keer zou toeslaan.
'Je zal mijn leven niet nog een keer verwoesten!' mompelde hij zijn vuist naar de hemel richtend. Alsof daar een God zat die klaar stond met een toverstok om de mensen wakker te schudden uit hun duffe leventje. 'Een prachtige vrouw wacht op mij. Ik ga met haar trouwen!' Hij fronste zijn voorhoofd. Als ze tenminste 'ja' zegt...'
Deze keer liet hij haar niet gaan.
De vrouw wachtte hem op. Toen ze hem zag aanrijden, zwaaide ze naar hem. Hij greep automatisch naar de hendel van de achterbak. Maar trok snel zijn hand weer terug alsof hij zich aan iets verbrandde. Want tot zijn verbazing had de vrouw helemaal geen bagage bij zich.
(wordt vervolgd)