Ik hoor ze spreken
En ik denk
Wie is deze man?
Want deze herinneringen zijn niet de mijne
Alsof de spiegel
Heel flets
Contouren wazig
Zo weinig van u hebben gereflecteerd
Vervormd door pijnlijke herinneringen
Misvormd door oud verdriet
Gekwetst door boosheid
Om een gebroken ziel
Waar u vastberaden leek
Wandelend op een geschropt pad
Overtuigd en overtuigend
In het opsluiten van eigen hartzeer
En daar stond opeens
Een treurwilg
Bladeren gestreeld door een Kempische bries
Komende uit het oosten
Hartzeer en spijt
Maken zich meester van mij
Want waar ik eerst het portret zag
Van een halsstarrige man
Zie ik nu
Gemiste kansen
En
Onuitgesproken woorden
Wat ging er toch in u om?
Wat van u herken ik in mij?
Welke takken van u
Vormen mijn wortels?
Zo overtuigd van het beeld
Dat u voor uzelf had gecreëerd
Om buiten te sluiten
Wat u vanbinnen verteerd
En nu vraag ik me af
Heeft u zichzelf gevonden?
En vooral
Heeft u zichzelf al vergeven?
Daar onder de treurwilg
Ziel gestreeld door de bries
Als een zucht en een traan
En pijn in het hart