Het landgoed was een kwartier van de kleine haven verwijdert, had meneer Hawk gezegd. Het enige dat me opviel terwijl hij ons leidde, was dat er niets echt opviel. Er was geen dorp, winkel of elektriciteitspaal te zien. Enkel dezelfde groene bomen aan weerskanten, in twee gespleten door de smalle zandweg. De weg zat vol gaten, en het water spatte hoog op als we hobbelden. Het was bijna even ongemakkelijk als de boottocht hier naartoe. Ik aaide Mimi, zelfs zij leek het spannend te vinden.
Pa zat alleen achteraan met zijn armen gekruist. Vreemd dat ook hij nooit iets hiervan geweten had. Dat mama hier vandaan kwam. Het leek me een vreemde toevalligheid dat ze Nederlands kon spreken toen ze mijn vader ontmoette. Een taal van amper twintig miljoen sprekers. Dit eiland kon ons de antwoorden geven die ik lang gezocht had. Haar mysterie kon misschien eindelijk ontrafeld worden.
Voor ik langer in mijn gedachten kon vertoeven, vertraagde de camionette en draaide het naar links. Ik hoorde het geknisper van kiezels dat geplet werden onder de grote banden. De bomen wijkten uit en maakten plaats voor een grote, ronde plein. In het midden daarvan stond de villa. Al leek het eerder een kasteel.
De façade bestond uit bruine bakstenen, hoewel ze misschien ooit rood waren geweest. Andere delen van het gebouw bestonden dan weer uit natuursteen, grillig van vorm en glad. Klimop groeide aan de schaduwkant van het gebouw, helemaal tot aan het dak. Er was een toren met een plat dak en grijze kantelen. Grote ramen weerspiegelden de groene bossen rond het gebouw. Ik vroeg me af wat het gebouw hier deed, wie het hier had neergezet en waarom. Waarschijnlijk kon er een heel dorp in wonen, zo groot was het. Statige trappen brachten je naar de imposante dubbele deuren uit donkerbruin hout met een gulden deurknop. Dit was een residentie voor prinsen en presidenten. Voor schrijvers met rijke vrienden. Voor een excentrieke uitvinder die na zijn ontwerp te hebben verkocht, een plek zocht om rustig te kunnen leven. Ik was geen van die dingen en toch was ik hier.
‘Zo, genoeg gezien om me te geloven?’ vroeg meneer Hawk toen hij de camionette stillegde. De airco stopte, en er volgde een complete stilte. Hawk draaide zich om en keek me aan met zijn blauwe ogen achter zijn ronde bril. Zijn blik leek door mijn hoofd te kunnen zien.
‘Dit is onmogelijk,’ zei ik.
‘Dit ís onmogelijk,’ beaamde mijn vader van achter. ‘Waarom zou een tante die haar nog nooit heeft gezien, haar zomaar een kasteel op een eiland nalaten?’
‘U weet allicht wel dat ik een goede band had met uw schoonzus, meneer Davids. Samen hebben we veel bereikt in deze wereld. We hebben in Zuid Afrika gejaagd op de Beezelpus. In Turkije op de Hoveratu. In Groenland op de Mordenkan en de Inal. Talloze keren redde ze mijn leven. Het was een speciale vrouw, moet u weten. Met haar geheimen en ideeën over de wereld. Maar in al haar reizen heeft ze nooit de liefde gevonden. Nooit is ze getrouwd of heeft ze kinderen gebaren. Er was niemand anders dan jouw dochter die het verder kon zetten.’
‘Ik? Wat moet ik verder zetten?’ vroeg ik. Er zaten duizend vragen in mijn hoofd, tot die laatste zin viel.
‘Wel, het verhaal natuurlijk. De legende.’ Na dat gezegd te hebben, deed hij de deur open en stapte hij naar buiten. Hij strekte zijn armen uit alsof hij de hemel wou omhelzen.
Ik keek naar pap, hij haalde zijn schouders op.
‘Komen jullie nog? Er is veel meer te zien dan het interieur van een voertuig, geloof me.’
Mimi volgde de man naar buiten en rende richting de villa, haar staart omhoog.
Ik stapte uit. ‘Pa, kom je?’
Hij gromde en stond op. De camionette waggelde terwijl hij zich naar voor begaf. Ik draaide me om en keek rond. Mimi was al uit het zicht.
‘Als je nog steeds denkt dat dit een grap is, meneer Davids, dan verzeker ik u, dat is het niet. Ik ga mijn tijd niet verdoen met het opzoeken van een meisje om haar uit te nodigen naar Nieuw Zeeland, alleen maar om haar op te lichten. En ik zou zeker niet de tickets betalen en haar vader mee uitnodigen.’
‘Welke legende? Wat was mijn tante dan?’ vroeg ik meneer Hawk, terwijl hij met een stevige tred naar de trappen liep.
‘Je komt er weldra achter, mag ik eerst-’
Zodra zijn hand aan de klink kwam, ging de deur open en een dikke man stormde naar buiten. Hij leek het meest op een dikke mimespeler uit de cartoons, alleen zonder de make-up, hij droeg een ruime, zwarte kleren.
De man ontweek meneer Hawk dat zijn arm uitstrekte en omhelsde me. Ik hoorde mijn rug kraken, voelde mijn ribben buigen en rook een zweetlucht. Voor ik kon beslissen wat het ergste was, liet hij me los en keek me glunderend aan. Alsof ik een puppie was dat voor het eerst de krant had gebracht.
‘Mras-kapala, wadunkan kunkan ukanuk.’
‘Ehh,’ stamelde ik.
‘Nee!’ zei meneer Hawk. ‘Af! Naar binnen!’
De vreemde man sprak verder in zijn vreemde taal. Er kwam blijkbaar veel speeksel bij kijken voor een goede uitspraak.
‘Het spijt me,’ zei meneer Hawk. ‘Hij had moeten wachten.’
‘Meis, alles okee?’ pa kwam aangelopen.
Ik knikte en kuchte.
‘Wie was dat? Woont hij hier ook?’ vroeg hij aan de advocaat.
‘Natuurlijk, meneer. U dacht toch niet dat deze villa leeg zou staan?’
‘Jullie hebben vreemd personeel.’
‘Oh nee, u begrijpt het verkeerd,’ zei hij tegen mijn vader, toen draaide hij zich terug naar mij. ‘ Uw tante heeft nooit echt personeel gehad, Aurélie. Dit zijn haar gasten.’
Toen stapte hij de drempel over, wij volgden.
Ik haperde, alsof mijn hoofd een seconde leeg was. Van buiten leek de villa gigantisch, maar eens binnen drong het echt door.
Ik zag een enorme hal, met een dubbele trap tegenover. Er waren vier deuren aan de linker en rechter kant, en twee achter de trappen. De tegels waren zwart en wit, als een enorm schaakbord. Er hing een luster dat zo uit Versailles leek te komen. De vreemde man brabbelde nog steeds verder, en keek me aan terwijl hij langzaam de trap opliep.
‘Welke taal spreekt hij?’ vroeg ik.
‘Dat weet je toch al, niet dan?’ zei meneer Hawk.
Ik stamelde.
‘Je weet al hoe het werkt, denk eens terug aan de mail die je me schreef, drie dagen geleden.’
Ik dacht even na, toen wist ik het; de steen!
Ik grabbelde in mijn broekzak en haalde toen de steen naar boven.
Het was een smaragd groene steen met een gat in het midden, een beetje als een oneven ring. Maar het diende niet om aan je vinger gezet te worden.
‘Je vader is misschien moeilijker te overtuigen, maar jij wist het natuurlijk al.’ Meneer Hawk glimlachte naar me en knikte.
‘Wist wat al?’ vroeg mijn pa.
Ik zette de steen voor mijn rechteroog en pitste de linker dicht en alles wat ik zag veranderde. Er was een regenboog in de kamer gevallen. Alles zag er anders uit, alsof je onder water naar de zon keek, maar dan met talloze kleuren. De vreemde mime-man dat me zojuist omhelst had, was nu een soort krokodil met kleine vleugels geworden. Hij keek me grijnzend aan terwijl hij op zijn achterste poten de trap opliep.
‘We gaan nog lol hebben, samen. Ik kan niet wachten!’ zei hij.
Uit de voegen van de vloer kwam een paarse wolk. Meneer Hawk zag er hetzelfde uit, alleen droeg hij iets op zijn rug. Het leek wel een zwaard. Maar dat -.
‘Schat, waar ben je me bezig?’
Ineens werd ik me bewust van deze wereld.