De Japanse draak

Ines
4 nov 2015 · 244 keer gelezen · 0 keer geliket

                                                                     

 

Stella’s adem stokt terwijl ze dichterbij komt. De kelderruimte is ijzig koud en de kleine lamp aan het plafond zoemt en flikkert. De sterke geur van formaldehyde dringt langzaam haar neusgaten binnen. Bevend steekt ze haar hand uit naar de grote tafel in het midden en trekt voorzichtig het laken weg. Ze kijkt recht in de bruine amandelvormige ogen van een man. In zijn hals heeft hij een gapende steekwond. Stella wordt lijkbleek, de kamer begint te draaien en het zweet breekt haar uit, maar ze dwingt zichzelf te kijken. De tijd dringt. Ze kan elk moment betrapt worden.

Zachtjes trekt ze het laken nog wat verder naar beneden tot aan zijn buik. Zijn borst is bedekt met een grote tatoeage van een bloeddorstige tijger in een veld van kersenbloesems. Op zijn rechterarm staat een vis afgebeeld, een rode koi en op zijn linkerarm spuwt een kronkelende draak vuur. Stella’s mond valt open van verbazing. Nog nooit heeft ze iemand met zoveel tatoeages gezien.

Zijn huid is vaalbleek en hij heeft een verbeten blik, alsof hij zichzelf tot aan zijn laatste snik heeft verdedigd. Zijn handen zijn verkrampt en zijn vingernagels hangen vol zand. Wacht eens! Een, twee, drie, vier … slik … vier vingers? Hij heeft geen pink meer aan zijn linkerhand! Trillend op haar benen zet Stella een stap achteruit. ‘Doe niet flauw!’, zegt ze tegen zichzelf, terwijl ze zich probeert te vermannen. ‘Hij is dood.’

 

Een luide knal schrikt de kelderruimte op. Stella gooit zichzelf op de grond en duikt onder de tafel. Haar hart klopt in haar keel. Hij is dood, hij is dood, probeert ze zichzelf te overtuigen. Ze maakt zich klein en kijkt vanuit haar ooghoeken zenuwachtig heen en weer.

Het magere straaltje zon dat door het kelderraam binnenschijnt, weerkaatst in de rijen bruine glazen flesjes met witte etiketten en werpt een schaduw op de witte betegelde muren. Behalve het tikken van de klok boven de kast is er geen beweging te bespeuren. Misschien heeft ze het zich gewoon ingebeeld.

 

Maar dan weerklinkt een tweede plof, deze keer minder hard. Stella kijkt op. Het is de metalen deur naar de koelkamer die klappert. Waarschijnlijk is iemand vergeten de deur achter zich dicht te trekken.

 

Opgelucht staat Stella op en stapt meteen naar het kleine tafeltje naast het lijk. Er liggen 2 hermetisch afgesloten plastic zakjes en een politieverslag. Ze begint te lezen: ‘Mitsuaki Kobayashi, man, 45 jaar oud, geboren in Kobe (Japan), vermoedelijke doodsoorzaak: steekwond in de halsslagader, vermoedelijk tijdstip van overlijden: vrijdag tussen 23.00 en 01.00 uur. Het slachtoffer werd zaterdag in de vroege ochtend opgegraven in het Schemerbos door de hond van een wandelaar. Enkele kilometers van de plaats waar hij begraven lag, werd een grijze Ford Fiesta aangetroffen met bloedsporen op de achterbank. De Ford Fiesta in kwestie is eigendom van Gustav Nilsson. De bloedsporen worden momenteel onderzocht door het labo.’

 

Stella bekijkt het eerste plastic zakje. Er zit een sleutel in van het Grand Hotel, kamer 14. In het andere plastic zakje zit een pak met bloemen versierde speelkaarten.

 

In de verte naderen voetstappen. Verdorie, geen tijd meer. Stella gooit haastig het laken over het lijk en frommelt het plastic zakje met de hotelsleutel in haar broekzak.

 

‘Stella? Wat doe jij hier?’ Eva komt binnengewandeld in een groene operatiejas. Ze werpt een blik op het laken dat slordig over de tafel hangt en kijkt Stella vragend aan. Stella trekt haar schouders op en glimlacht onschuldig.

‘Ging jij niet naar het zwembad met je vrienden, Stella?’ vraagt Eva, terwijl ze een stel plastic handschoenen aantrekt.

‘Ja, maar iedereen heeft het erover dat meneer Nilsson iemand zou vermoord hebben en ik wilde weten… Is dit de man?’

De deur naar de koelkamer klappert, alsof het de aandacht wil afleiden van de dode man op de tafel.

‘Ja, dit is het slachtoffer, maar meer mag ik niet zeggen. De politie onderzoekt de zaak. Je mag hier trouwens niet komen, dat weet je.’ Eva stapt naar de klapperende deur en geeft er een stevige duw tegen.

Stella draait zich om en volgt Eva met haar blik. ‘Ze verdenken meneer Nilsson toch niet? Dat kan toch niet!’ Stella kijkt Eva met haar grote donkere ogen aan, terwijl ze met haar hand op het kleine tafeltje tikt.

‘Ik weet het niet Stella, maar ik moet meneer ….’, Eva zoekt zijn naam in het politieverslag op de tafel, ‘…Kobayashi … nu echt onderzoeken. Maak je maar geen zorgen. De politie zal meneer Nilsson niet zonder reden beschuldigen.’

Stella kijkt bedenkelijk. Als er nu iets is wat ik wel doe, dan is het mij zorgen maken over meneer Nilsson, denkt ze in zichzelf.

Eva legt haar arm over Stella’s schouder en geeft haar een kus in haar lange donkere haar. ‘Ik heb nog veel werk hier, Stella. Ga nu maar, je vrienden zullen zich afvragen waar je blijft.’

Stella knikt, loopt de trap op en rent naar buiten. Eva is de nieuwe vriendin van Stella’s papa. Hij heeft haar twee jaar na de scheiding van haar mama leren kennen. Ze is patholoog-anatoom en Stella wil later net hetzelfde worden. Dat of sportvrouw.

 

Stella springt haar gele fiets op en rijdt naar het zwembad over de hobbelige zandweg langs het meer. In de verte torenen besneeuwde bergtoppen hoog boven het dorp uit. De lucht voelt koud aan. De winter is op komst en dan blijft het hier in dit deel van de wereld de hele dag door donker. Luid krijsend cirkelt een groepje meeuwen hongerig boven het water op zoek naar vis.

Onderweg blijft de moord door haar hoofd spoken. Wat een vreemde figuur, die Mitsuaki. Hij vindt het vast niet erg dat ik hem met zijn voornaam aanspreek, denkt Stella. Maar wat deed hij hier eigenlijk? Er komen niet veel buitenlanders in Styrre, het dorp waar Stella woont. Veel valt er ook niet te beleven. Er is één hotel en één kruidenierswinkel. De grootste gebeurtenis in jaren was de deelname van de bakker aan een zangwedstrijd op de nationale televisiezender. Hij eindigde voorlaatste.

En waarom zou meneer Nilsson hem hebben vermoord? Stella volgt aikidoles bij hem. Hij doet geen vlieg kwaad. Maar wat deed hij zo laat in het bos met zijn auto? Vragen waarop ze een antwoord zal zoeken, neemt ze zich voor.

 

De volgende ochtend is Stella al vroeg op weg naar de atletiekles. Stella loopt de 100 m in 13,25 seconden. Ze is de snelste van haar groep. Ze traint dan ook elke  week en mist nooit een training. Halverwege gooit ze echter haar fietsstuur om en maakt rechtsomkeer naar het Grand Hotel. Er hangt een dikke mist als een sluier over het dorp. Gelukkig kent ze haar weg in het dorp met haar ogen dicht. Aan de achterkant van het hotel houdt ze halt. Ze legt haar fiets tegen het houten hek en wandelt door de tuin naar binnen. Het Grand Hotel werd gebouwd in 1965 en is sindsdien geen haar veranderd. Het is volledig uit hout opgetrokken en telt 30 kamers. In het salon zit een oude man zijn krant te lezen. Bloedige moord schrikt Styrre op, leest Stella op de voorpagina boven een onheilspellende foto.

Cay zit aan de receptie. Cay is de zoon van de eigenaar. Hij zit bij Stella op school, een jaar hoger dan haar. Hij is groot en fors en alle kinderen zijn bang van hem, want tijdens de middagpauze steelt hij de boterhammen van de kleuters en regelmatig sluit hij iemand op in het toilet. Stella heeft zich voorgenomen Cay ooit lik op stuk te geven, ze weet alleen nog niet hoe.

De telefoon rinkelt. Cay knikt, mompelt iets, staat op en loopt naar de keuken. Stella ziet haar kans schoon, sluipt ongemerkt voorbij de receptie en rent de trap op naar boven.

 

Kamer 14 ligt helemaal op het einde van de gang. Ze kijkt voorzichtig om de hoek. Er is niemand. Ze spurt tot aan de deur, verbreekt het politiezegel, haalt snel de sleutel uit haar zak en glipt naar binnen. Op de tippen van haar tenen glijdt Stella over het dikke rode afgebleekte tapijt. Hier en daar zijn oude kauwgomresten te zien. De gordijnen zijn vaalgroen met bruine brandvlekken en het raam geeft uit op het meer en de zalmkwekerij, als er geen mist hangt tenminste. Stella kijkt rond. Ze gaat op haar buik liggen en kijkt onder het bed. Haar neus kriebelt, ze hapt naar adem en knijpt haar neus dicht, maar moet dan toch niezen, waarbij ze met haar hoofd tegen het bed botst. Ze vloekt. Hier moet dringend eens gepoetst worden, denkt ze. Stella is allergisch aan huisstof. In het nachtkastje ligt alleen een bijbel. De vuilbak is leeggemaakt en in de kleerkast ligt een extra kussen en een deken. Veel meer dan stof is er niet te vinden in de kamer. Stella zucht, de politie is haar voor geweest en heeft alle bewijzen meegenomen.

 

Stella stommelt langzaam de trap af. Cay zit opnieuw aan de receptie. Hij kijkt op van achter zijn computerscherm.

‘Stella? Wat doe jij hier?’ Cay fronst zijn wenkbrauwen en staat dreigend recht.

‘Ik, euh, ik kwam op bezoek bij … ik zie dat hij er niet is.’

Cay kijkt Stella vol ongeloof aan.

Stella doet alsof ze op haar horloge kijkt, maar ze heeft er geen aan. ‘Goh, al zo laat. Ik zou gezellig kunnen blijven staan kletsen, maar ik moet er vandoor. Atletiektraining.’

 

Stella rent naar buiten door de tuin. Cay kijkt haar grommend na.

 

Een oude man staat gebukt de bloemen in het bloembed te verzorgen. 

‘Dag, Mattis! Hoe gaat het met jou?’, roept Stella.

Mattis kijkt op en glimlacht. Hij mist een paar tanden. ‘Dag Stella! Kijk nu eens. Vanmorgen is de politie langsgeweest om het hotel te doorzoeken. Een schande! Ze hebben alle bloemen vertrapt. Geen greintje respect voor de natuur.’ Hij wijst naar de bloemen. ‘Het hele hotel stond in rep en roer. Drie uur lang hebben ze alle klanten ondervraagd. En mijn arme zoon heeft de hele nacht op het politiekantoor doorgebracht. Die Japanner en zijn Amerikaans reisgezel hadden gisteravond een taxi bij hem besteld om naar De Kleine Draak te gaan. Nu is de ene dood en de andere vermist. Een vreselijke zaak.’ Hij barst in tranen uit. ‘Mijn zoon is toch geen moordenaar.’

Stella knikt meelevend en legt haar hand op zijn arm. Mattis snikt hevig. Stella haalt een zakdoek boven en kijkt op het horloge dat ze niet aanheeft. ‘Ik moet er nu eens vandoor. Atletiektraining’, zegt Stella, terwijl ze naar haar rode trainingspak en loopschoenen wijst. ‘Is uw zoon thuis of wordt hij nog steeds ondervraagd door de politie?’

‘Ze hebben Axel moeten vrijlaten bij gebrek aan bewijzen. Hij is nu zijn moeder aan het helpen in haar winkel.’

 

Stella loopt naar het hek en springt op haar fiets. Ze hoort Mattis in de verte nog jammeren. Ze zwaait vriendelijk naar hem. De zoon van Mattis heeft Mitsuaki dus in levende lijve gezien. Dat is interessant, denkt ze. Misschien kan hij mij vertellen wat er gebeurd is. Stella besluit Axel te gaan opzoeken in de winkel van zijn moeder. Van het hotel naar ginder is het nog geen vijf minuten rijden. Als ze snel is, kan ze haar atletiekles misschien nog halen. De mist is ondertussen opgetrokken.

 

De deurbel gaat. Stella komt de winkel binnengewandeld. Ze groet Birgitta, de vrouw van Mattis. Birgitta zit in een rolstoel. Jaren geleden heeft ze een auto-ongeluk gehad. Sindsdien kan ze niet meer lopen.

Birgitta zwaait uitnodigend met de snoepjesbokaal naar Stella. Stella gaat gretig in op de uitnodiging.

‘Dank je’, mompelt ze met haar mond halfvol. Ze kijkt rond. Axel staat tussen de rekken, hij sleurt af en aan met dozen. Stella loopt zijn richting uit en veinst een bijzondere interesse in het rek met hondenbrokken. Axel ziet haar staan en geeft haar een vriendelijke duw. Ze kent hem van in de aikidoles. Hij heeft een zwarte band.

‘Sinds wanneer hebben jullie een hond?’ Axel glimlacht zijn gele tanden bloot.

‘O euh, onze kat Rex heeft een identiteitscrisis.’ Er volgt een korte stilte. Axel fronst zijn wenkbrauwen voordat hij een van de dozen met blikken opensnijdt.

Stella staart naar het litteken op zijn kin. Als kind is hij gevallen op een steen toen hij werd achterna gezeten door de politie, omdat hij geld had gestolen in het bejaardentehuis waar zijn oma woonde. Speciale kerel die Axel.

Axel plaatst de blikken één voor één in het rek. Zijn ogen zijn bloeddoorlopen.

 

 ‘Heb je het gehoord van die moord in het Schemerbos? Erg hé!’ Stella kijkt zo onschuldig mogelijk. ‘En een tweede persoon wordt nog vermist.’

Axel laat een blik vallen. Hij wordt vuurrood en het zweet parelt van zijn voorhoofd af. Hij bukt zich, raapt het blik op en verdwijnt dan in het magazijn zonder iets te zeggen.

Stella grijpt een pak hondenbrokken en loopt naar de kassa. ‘Wel, nog een fijne dag, Axel’, roept ze hem na. Ze fronst haar wenkbrauwen. Waarom deed hij zo vreemd? Heeft hij iets te verbergen?

Mevrouw Birgitta staat met de snoepjespot aan de kassa te zwaaien naar Stella.

Stella neemt glimlachend een laatste snoepje, legt het geld op de toonbank en loopt de winkel uit. Ze bindt het pak hondenbrokken vast achter op haar fiets. De hond van de buren zal blij zijn.

 

Wanneer ze zich bukt om haar schoenveter vast te binden, ziet ze Axel staan aan de vuilbakken aan de achterkant van de winkel. Voor hem staat een ongure gespierde kerel in maatpak. Hij heeft Axel vast bij de arm. Het gesprek gaat er grimmig aan toe. Stella sluipt langzaam dichterbij en probeert te horen wat ze zeggen.

‘Je hebt tot volgende week om je schulden te betalen. Als je dat niet doet, dan weten we je te vinden.’ Axel trekt zenuwachtig aan zijn sigaret. Hij aarzelt en haalt iets uit zijn zak. Zijn handen trillen. Stella probeert dichter te kruipen om te zien wat het is. Een bundeltje geld. De man neemt het geld gretig aan, wijst dreigend met zijn vinger naar Axels gezicht en stapt dan in een zwarte Volvo en rijdt met gierende banden weg. Axel trekt nog eens diep aan zijn sigaret voor hij zijn peuk op de grond gooit en de winkel terug binnengaat.

 

Stella neemt haar fiets bij de hand en wandelt door de straat voorbij het politiekantoor. Het hele dorp is op de been, zondag is namelijk marktdag. Uit de hele streek komen mensen naar Styrre om zalm en schapenvlees te kopen. De schapen lopen hier vrij rond op de hellingen van de heuvels en hebben de zachtste smaak van de hele streek.

Stella baant zich een weg door de mensenmassa. Ze is in gedachten verzonken en botst een aantal keer tegen marktgangers op, maar ze merkt hun boze blikken niet eens op. De zaak lijkt steeds ingewikkelder te worden. Een dode, een vermiste en een taxichauffeur die zaken verbergt, dat ontbrak er nog aan. Als ze meneer Nilssons onschuld wil bewijzen, dan moet ze iets doen. Maar wat? Ze besluit naar De Kleine Draak te gaan om uit te vissen of Mitsuaki daar vrijdagavond ooit is aangekomen. Dan maar geen atletiekles.

 

Onderweg rijdt ze langs de kleine veldweg die naar het huis van meneer Nilsson leidt. Hij woont in een alleenstaand huis aan het meer. Zijn vrouw is enkele jaren geleden gestorven en sindsdien staat het huis er vervallen bij, alsof het treurt om haar.

Er staat een politiewagen voor de deur. Stella rijdt ernaartoe. Agent Westergard komt naar buiten met meneer Nilsson. Hij is geboeid en slaat zijn ogen neer. Westergard duwt hem hardhandig op de achterbank en gaat vooraan op de passagierszetel zitten. Inspecteur Lindberg zit achter het stuur. Hij opent zijn raampje en kijkt Stella onderzoekend aan. ‘Het gaat onweren, kind. Zorg maar dat je thuis bent voor het losbarst.’ Kind, kind, ik ben helemaal geen kind! Nog voor Stella haar mond kan opendoen om inspecteur Lindberg een vraag te stellen, stuift de wagen met loeiende sirenes weg, gevolgd door een grote stofwolk. Stella staat aan de grond genageld. Meneer Nilsson!

 

Ze maakt rechtsomkeer en slaat rechtsaf naar De Kleine Draak, het sushirestaurant net buiten het dorp. Er hangen dreigende wolken in de lucht en de wind wakkert aan. Er is onweer op komst, zoals inspecteur Lindberg had gezegd. Best eng, want Stella is bang van onweer. Ze zet een tandje bij en trapt uit alle macht de pedalen rond.

Het grote houten gebouw met strooien doorzalend dak ligt in een grote tuin aan de rand van het bos. Op het dak ligt een rode draak. In zijn muil houdt hij een bordje vast: De Kleine Draak – Sushi.

Stella gooit haar fiets neer bij de ingang en belt aan. Er doet niemand open. Ze besluit een kijkje te gaan nemen en wandelt over de met mos bedekte stapstenen rond het gebouw. Een klein mediterend boeddhabeeldje begroet haar. Hij kijkt uit over de hele tuin. Voor hem ligt een groepje zwerfstenen  heerlijk te verpozen op een fluwelen mostapijt onder een rode esdoorn. In de grote vijver zwemmen tientallen koikarpers, net zoals op Mitsuaki’s arm, en in het midden drijft een prachtige witte lotusbloem. Een kleine stenen lantaarn hangt elegant over het water zijn eigen weerspiegeling te bewonderen en aan de oever woekeren bosjes bamboe. Aan de overkant staat een statig theehuisje, omringd door dichte groene begroeiing. Het is enkel bereikbaar via het houten bruggetje over de vijver.

Stella beklimt het gebogen bruggetje en staart naar de spartelende vissen. Van hieruit heeft ze zicht op de achterkant van het restaurant. Er brandt licht binnen. Het gesprek met Mattis in gedachten over platgetrapte bloemen navigeert ze voorzichtig tussen de planten door naar het raam. Binnen zit de gastvrouw, mevrouw Aiko Nakamura, op de grond.

Plots draait Aiko zich om, alsof ze Stella’s aanwezigheid voelde. Schuifelend op haar houten geta stapt ze naar het raam en wuift ze Stella binnen. ‘Wil je thee?’ Haar stem is fluweelzacht, ze fluistert bijna. Ze heeft een prachtige kimono aan, rood met zwarte versiersels.

‘Graag, dank u.’ Stella doet haar schoenen uit en gaat naast haar op de rijstmat zitten. Heel geconcentreerd schenkt Aiko kokend water uit de metalen ketel over de thee in de kommetjes. Haar hand beeft een beetje wanneer ze Stella het kommetje aanreikt. Met een kwastje van bamboe klopt ze de thee op. Stella kijkt aandachtig naar het ritueel.

Aiko maakt een kleine buiging en gaat dan in hurkzit op de mat zitten en drinkt langzaam van haar thee. Het is muisstil. Ze lijkt wel in trance. Stella is gefascineerd. Ze slurpt aan de hete groene thee.

Aiko kijkt geërgerd op en verzinkt dan opnieuw in een meditatieve toestand. Stella probeert zich rustig te houden en sluit haar ogen. Ze probeert aan niets te denken, maar de moord op Mitsuaki blijft door haar hoofd spoken. Ze zit met zoveel vragen. Bovendien slaapt haar been. Stella probeert zo stil mogelijk haar been te strekken, maar elke beweging doet de rijstmat kraken.

Aiko zucht en fronst haar wenkbrauwen. Stella zet haar theekopje op de grond en vraagt of ze Mitsuaki en zijn Amerikaanse reisgezel heeft gezien vrijdagavond. Aiko staart naar de metalen waterketel zonder iets te zeggen. Het lijkt wel een eeuwigheid te duren.

‘Vrijdagavond was het restaurant gesloten. Ik was ziek en heb de hele avond in bed gelegen. Hier is niemand geweest.’ Ze klinkt hard. Ze staat op,  loopt naar de deuropening en schuift het paneel achter zich dicht.

Wat een hartelijke vrouw, denkt Stella ironisch. Mitsuaki is hier dus nooit geweest? Heeft Axel hem dan misschien vermoord voor zijn geld en naar het bos gesleept? En hoe zit het met die vermiste Amerikaan? Heeft hij die ook vermoord? En waarom werd Aiko boos toen ik erover begon? Sprak ze wel de waarheid?

 

Stella besluit nog eens langs te gaan bij Axel, maar keert eerst terug naar het Grand Hotel om de kamer te doorzoeken van die Amerikaanse man die volgens Mattis samen met Mitsuaki een taxi had genomen naar De Kleine Draak die avond.

Cay zit nog steeds achter het computerscherm. Stella komt vrolijk neuriënd binnengewandeld. ‘Cay, ik denk dat iemand je banden heeft platgestoken.’

‘Wat!’ Cay rent naar buiten. Ondertussen doorzoekt Stella vlug het  computersysteem op zoek naar het kamernummer van de vermiste Amerikaan. Vrijdag is op hetzelfde tijdstip als Mitsuaki een zekere John Rickman ingecheckt. John Rickman! Kamer 27.

Ze grist de sleutel van achter de receptie, vliegt opnieuw de trap op en glipt de kamer binnen. Het decor is even troosteloos als in de kamer van Mitsuaki. De kamer van Rickman ligt er nog erger bij dan haar eigen kamer. De politie is hier dus nog niet geweest, besluit Stella. Overal hangen kleren. Hij houdt blijkbaar van hawaïhemden. Stella glimlacht. Smaken verschillen. Onder het bed ligt een verdwaalde vuile sok.

Stella zoekt verder. Op het nachtkastje ligt een boek over vliegvissen, een vliegticket van Parijs naar Tokio en een kaartje van een sushirestaurant in Amsterdam. De man is precies verzot op sushi. Ze bladert door het boek. Halverwege steekt er iets tussen de bladzijden. Een speelkaart, versierd met bloemen. Hij ook al!

 

Plots gaat de deur open. Agent Lindberg staat in het deurgat. ‘Stella, wat ben jij hier aan het rondsnuffelen? Je vernietigt waardevol bewijsmateriaal. Kom, ga naar huis en houd je neus uit dit onderzoek. Dit is geen spelletje.’

Stella zucht. Moet dat nu echt, ik was hier nog niet klaar, denkt ze in zichzelf. ‘Ik wil gewoon bewijzen dat meneer Nilsson onschuldig is.’

Lindberg veegt enkele pluisjes van zijn jas. ‘Wij onderzoeken alle sporen. Als hij onschuldig is, zal dat blijken.’ Hij zwaait met zijn arm in de richting van de deur. Stella druipt teleurgesteld af. Ze kijkt naar Lindbergs schoenen, die blinken als een bowlingbal. Het zou me niet verbazen als hij in het leger heeft gezeten, denkt Stella. Voor ze uit het deurgat verdwijnt, mompelt ze nog vlug: ‘Misschien kan u nog iets van mij leren. U verdenkt de verkeerde.’

Lindberg glimlacht en trekt de deur achter haar dicht.

Cay staat haar in de gang op te wachten met een brede glimlach en gekruiste armen. Stella steekt haar tong naar hem uit.

 

Buiten op de parking staat de taxi van Axel. Axel zelf is nergens te bespeuren. Stella kijkt om. Lindberg is haar niet gevolgd. Ze voelt aan het portier. De deur is niet op slot. Ze kijkt nog eens snel om zich heen en glipt in de taxi. Ze doorzoekt het handschoenkastje. Cd’s, zakdoekjes en een verzekeringsbewijs. Overal  liggen kruimels. Een echte vuilbak op wielen. Ze kruipt naar de achterbank en ziet iets liggen onder de bestuurderszetel … een speelkaartje. Het regent precies van die kaarten in het dorp, denkt Stella.

Het portier gaat open. Stella krimpt weg op de achterbank. Het is Axel. Hij is aan het bellen en nestelt zich achter het stuur. Hij lijkt haar niet te zien.

            ‘Ik heb geld nodig, veel geld. De Japanse maffia zit achter mij aan. Ik heb gokschulden.’ De persoon aan de andere kant van de lijn zegt iets wat Axel niet graag hoort, want hij haakt al gauw grommend in. Stella houdt haar adem in. Kijk niet om, kijk niet om! Axel klopt met zijn twee handen hevig op het stuur en vloekt. Hij kijkt in de achteruitkijkspiegel, legt zijn haar goed en stapt terug uit. Stella’s hart bonst in haar keel. Dit kan niet goed zijn voor mijn gezondheid, denkt ze. Ze wacht even, stapt dan uit en rent naar haar fiets.

 

Stella besluit naar huis te gaan. Ze installeert zich in de zetel met een bord spaghetti, restjes van gisteren, en de tablet van haar vader. Buiten barst het onweer los. De regen tikt hard op het raam en even later licht een bliksemschicht de kamer op. Stella krimpt in mekaar. Ze surft naar de website van de lokale krant en neemt het artikel door over de moord en de verdwijning. Niets wat ze nog niet wist.

Maar dan denkt ze opeens aan het telefoongesprek van Axel en googelt ze ‘Japanse maffia’. Het eerste item dat verschijnt is een artikel op Wikipedia over ‘Yakuza’. Stella leest alles in één ruk door. ‘Mitsuaki is een Yakuza’, zegt ze luidop tegen zichzelf.

 

Ondertussen is het onweer opgeklaard. Alles ruikt heerlijk fris buiten. Stella trekt haar stoute schoenen aan en fietst naar het politiebureau. Ze is net te laat om een grote plas in het midden van de weg te ontwijken. Lap, haar broek is nat.

Binnen vraagt ze aan de bediende aan het onthaal of ze meneer Nilsson mag spreken.

‘Ik vrees dat dat niet kan. Hij staat onder arrest op verdenking van moord.’ De agente is kordaat.

‘Maar ik kan misschien bewijzen dat hij het niet gedaan heeft. Toe, mag ik hem vijf minuten spreken?’ Stella haalt haar liefste glimlach boven.

‘Het spijt me. Het politiebureau is geen plaats voor kinderen’, zegt de vrouw nors voor ze terug achter haar stapel papieren verdwijnt. Stella wordt rood. Een kind, ik ben geen kind!

Inspecteur Lindberg loopt door de gang. ‘Stella, wat doe jij hier nu weer? Ik had je toch gezegd je niet te moeien met het onderzoek.’

‘Maar ik weet misschien wie het gedaan heeft. Meneer Nilsson is onschuldig. Ik wil hem gewoon even spreken, meer niet.’

Inspecteur Lindberg lacht. ‘Kijk, hij krijgt nu zijn eten. Jij mag het brengen. Maar ik verwacht je hier onmiddellijk terug. Goed?’

‘Bedankt, inspecteur Lindberg.’ Stella vliegt hem om de hals, maar daar heeft ze al onmiddellijk spijt van.

 

Stella krijgt een bord in haar handen geduwd. Soep met brood. Het ruikt heerlijk. Vol concentratie probeert ze met haar tong uit haar mond het overvolle bord recht te houden en niet te morsen.

            Meneer Nilsson bedankt haar wanneer ze het bord bij hem neerzet. Hij ziet er moe en oud uit.

            ‘U bent onschuldig, ik weet het. Ik probeer u hier zo snel mogelijk uit te krijgen.’ Stella neemt zijn hand vast.

            ‘Dat is heel lief, Stella, maar niets kan mij helpen.’

Stella balt haar vuisten. ‘U mag de moed niet opgeven!’

            ‘Het lot schudt de kaarten en wij spelen, zei ooit een wijs filosoof. Ik heb gespeeld en verloren, Stella.’

            ‘Maar … wat bedoelt u daarmee? Bedoelt u dat u die man hebt vermoord?’

Er volgt een lange stilte. Meneer Nilsson buigt zijn hoofd.

Stella staart voor zich uit. ‘Kan ik iets voor u doen?’

            ‘Nee … dank je.’ Meneer Nilsson slurpt kleine hapjes van de soep.

            Heeft Axel het dan toch niet gedaan? Stella draait zich om en staat op het punt om weg te gaan. Ze heeft de tranen in de ogen. Heeft ze zich dan zo vergist in meneer Nilsson? ‘Weet u waar John Rickman is?’

            ‘Stella...’ Meneer Nilsson aarzelt en de daaropvolgende stilte lijkt eindeloos te duren. ‘Bedankt voor de soep.’

            Ze haalt haar schouders op en kijkt hem vragend aan.

Zware voetstappen naderen. Het is inspecteur Lindberg. ‘Je tijd is om, Stella. Ga nu maar naar huis en laat het onderzoek aan ons over.’

 

et is inspecteur

Stella is radeloos. Wat bedoelt meneer Nilsson nu? Heeft hij schuld bekend? Ze verlaat het politiekantoor en besluit een eindje te gaan rijden om alles op een rijtje te zetten. Misschien moet ze haar verontschuldigingen gaan aanbieden aan Aiko. Bovendien heeft ze dorst. Een kopje heerlijke groene thee zou haar wel smaken nu. Op naar De Kleine Draak!

Stella rijdt de lange met naaldbomen omzoomde weg af. De Kleine Draak ligt er opnieuw verlaten bij. In de verte loopt Aiko door de tuin. Ze draagt nu een zwarte kimono en haar haar is opgestoken. Stella zwaait naar haar, maar Aiko ziet haar niet. Ze lijkt vastberaden en neemt grote passen met haar kleine voetjes. Ze heeft een theepot vast en loopt ermee door de tuin over het bruggetje naar het theehuis. Stella loopt Aiko achterna.

Net voor het bruggetje struikelt Aiko over een boomwortel. De theepot valt uit haar handen en spat uiteen in duizenden stukjes. Aiko zelf valt neer in het natte zand. Haar kimono zit onder de modder en ze kermt. Even blijft ze liggen. Stella wil haar ter hulp snellen, maar Aiko staat al opnieuw recht en loopt verder naar het theehuisje, zonder theepot. Ze schreeuwt iets in het Japans. Ze klinkt boos.

 

Even later gaat Aiko het theehuisje binnen. Stella’s gevoel zegt haar dat Aiko niet gewoon gezellig thee gaat drinken daarbinnen. Stella sluipt dichterbij en gluurt door een spleet in het hout. Op de grond zit een man. Aiko schreeuwt hem iets toe in het Japans. Er zit een grote scheur in haar kimono, waarschijnlijk door haar val, en een stukje van haar arm is zichtbaar. Stella staat te trillen op haar benen. Aiko heeft een grote tatoeage op haar arm, een draak en een lotusbloem. Is zij dan ook van de maffia?

Even later komt Aiko terug naar buiten en sluit de deur achter zich. Stella wacht even tot ze haar voetstappen hoort wegebben en loopt dan snel over de brug naar de deur van het theehuis, maar nog voor ze de kans krijgt de deur open te schuiven, staat Aiko achter haar en geeft ze haar een harde klap op haar hoofd met het boeddhabeeldje. Ze moet haar hebben zien aankomen. Stella valt voorover. Met een harde smak komt ze op de grond terecht. Ze kreunt. Haar hoofd bonst en ze voelt een stekende pijn in haar arm.

Aiko sleurt Stella het theehuisje binnen en sluit haar op. Het is er halfdonker. Ze hoort iets aan haar rechterkant.

‘Wie is daar?’ roept Stella angstig.

Ze voelt een hand op haar arm.

‘Niet bang zijn. Ik ben dokter. Je arm is gebroken’, zegt de stem. Hij heeft een vreemd accent.

Stella rilt van de kou, het wordt zwart voor haar ogen en even later valt ze flauw. Wanneer Stella enkele uren later wakker wordt, zit haar arm stevig vastgesnoerd in een lap hawaïstof. Ze weet niet hoe lang ze buiten bewustzijn is geweest.

 ‘Mijn naam is John. Aangenaam’

Stella schrikt op. John Rickman? Nog steeds een beetje groggy vraagt Stella wat hij hier doet.

John vertelt hoe hij in Amsterdam gehoord had over een goktornooi in Styrre waar veel geld te verdienen valt, hoe hij op het vliegtuig een Japanner had ontmoet die ook op weg was naar Styrre en hoe hij vrijdagavond samen met de man een taxi had genomen naar De Kleine Draak om er te gaan gokken. Stella luistert met grote ogen. John zwijgt even en gaat dan verder. Hij vertelt hoe er een gevecht was ontstaan tussen Mitsuaki en Aiko waarbij hij werd neergeslagen. Van wat er daarna gebeurd is, herinnert hij zich niets. Hij weet alleen dat hij daarna wakker werd in het theehuisje en dat Aiko hem af en toe thee brengt.

 

Stella kijkt rond. Op verschillende tafeltjes liggen speelkaarten en dobbelstenen. Op een groot bord aan de muur staan allerlei namen en bedragen. Schulden, gokschulden. Onderaan staan ook de namen van meneer Nilsson en van Axel. Nilsson G – 350 €. Axel – 18 760 €. Meneer Nilsson gokt ook? Stella leest zijn naam opnieuw vol ongeloof. Meneer Nilsson!

 

Kort daarna schuift de deur open. Een imposante schaduw verschijnt in het deurgat. Het is Aiko. Haar ogen zijn onheilspellend donker. Ze haalt een mes tevoorschijn uit haar kimono. Het moordwapen, denkt Stella!

            ‘Jij hebt Mitsuaki vermoord, jij, Aiko!’, roept Stella. Aiko wordt razend. Ze schreeuwt en werpt zich op Stella. Stella probeert zich los te wrikken, maar Aiko is sterk. Ze haalt uit met het mes en scheert rakelings langs Stella’s wang. John komt van achter de hoek aangelopen, springt op Aiko’s rug en bijt wild in haar schouder. Aiko kreunt en slaat razend om zich heen. Met een ongeziene kracht gooit ze John tegen de muur. Hij valt bewusteloos neer. Stella maakt gebruik van de verwarring en rent naar de deur. Aiko verbijt haar pijn, draait zich om en loopt achter haar aan. Stella spurt door de tuin naar het bos, de duisternis in. In de verte hoort ze Aiko’s houten schoenen door de bladeren. Aiko is snel. Maar Stella traint niet voor niets elke week in de atletiekclub. Ze rent zo hard ze kan. Na enkele minuten wordt het stil achter haar en stopt ze om om te kijken. Niets te zien. Stella gaat op de grond liggen. Ze duizelt en is misselijk.

 

Maar dan, uit het niets, hoort ze opnieuw voetstappen. Plots staat Aiko boven haar. Stella verbergt haar gezicht in het zand, in de hoop dat ze haar niet ziet, maar ze voelt hoe een hand haar stevig bij haar lange haar vastgrijpt.

‘Je had hier niet moeten komen. Dom kind!’

Stella sluit haar ogen en snikt zachtjes.

‘Op een dag, toen ik een klein meisje was en nog in Japan woonde, kwam ik thuis van school en zag ik hoe Mitsuaki mijn moeder vermoordde. Zijn clan en de clan van mijn vader zijn al eeuwen vijanden. Mijn vader was bang dat ze ook mij zouden vermoorden en heeft mij toen naar het buitenland gestuurd. Ik heb mijn vader daarna nooit meer gezien. Elke dag van mijn leven hoopte ik dat Mitsuaki zou komen, elke dag van mijn leven wilde ik mijn moeders dood wreken! Vrijdagavond stond hij hier om mij te vermoorden, maar hij vergat dat er Yakuza-bloed door mijn aderen stroomt. Ik heb hem afgemaakt zoals hij mijn moeder heeft afgemaakt. Gerechtigheid is geschied!’ Aiko schuimbekt van woede en steekt het mes in de lucht om haar woorden kracht bij te zetten.

Stella huilt. Ze voelt hoe Aiko het koude mes tegen haar keel zet. Dit is

het einde. Hier ga ik sterven, denkt Stella.

 

Plots wordt er een schot gelost.

‘Stop!’, wordt er geschreeuwd. Het is de stem van agent Westergard. Hij

wordt gevolgd door nog drie agenten. Achter hen aan strompelt John. Hij heeft een grote hoofdwonde.

‘Leg dat mes neer, Aiko. Nu! Of ik schiet!’ Westergard houdt zijn wapen stevig voor zich uit.

Aiko houdt het mes nog steviger tegen Stella’s keel. Stella snikt.  

 

Net wanneer Aiko Stella de keel wil oversnijden, springt inspecteur Lindberg van achter een boom. Met een grote zwaai trapt hij het mes uit Aiko’s handen. Stella zakt door haar benen.

Aiko springt op, trapt Lindberg in het gezicht en zet het op een lopen, dieper het bos in. Westergard en de drie agenten gaan achter haar aan. Lindberg ligt op de grond. Langzaam komt hij recht en voelt aan zijn kaak. Ze heeft hem goed pijn gedaan.

Enkele minuten later wordt er in de verte een schot gelost. Aiko valt neer. Ze is geraakt in haar been. De agenten overmeesteren haar en slaan haar in de boeien. Ze stribbelt tegen en schreeuwt, maar Westergard houdt haar stevig in bedwang.

           

Stella ligt nog steeds op de grond. Ze is aan het einde van haar krachten.

Ondertussen is John bij haar komen zitten.

‘Maak je geen zorgen. Het is allemaal voorbij.’

 

 Agent Lindberg staat op en stapt naar Stella.

            ‘Stella, we hadden je nog zo gezegd je niet te moeien. Je ziet wat er van komt. Gelukkig schaduwden we jou al een tijdje.’

            Stella kijkt verbaasd op.

Lindberg noteert iets in zijn boekje en maakt twee telefoontjes met zijn smartphone. Daarna draait hij zich opnieuw naar Stella. ‘Kom, we brengen jullie naar het ziekenhuis. Het is afgelopen.’

 

Onderweg naar het ziekenhuis blijft John naast haar zitten. Zijn hawaïhemd hangt nog steeds stevig rond haar arm.

            ‘Hebt u kinderen?’, vraagt Stella.

            ‘Ja, een dochtertje’, zegt John. ‘Hierna ga ik naar huis. Ik heb mijn familie al veel te lang moeten missen. Ik ben stom geweest.’

            ‘Ik ben alleszins blij dat u in de buurt was’, glimlacht Stella.

 

In het ziekenhuis wordt Stella in een bed gehesen. De pijn wordt haar teveel. Ze valt flauw. De volgende ochtend wordt ze wakker. Haar arm zit stevig in het gips en ze heeft een stevige buil op haar hoofd. Een vieze ziekenhuisgeur hangt in de kamer. Eva en haar vader zitten liefdevol naast haar bed. Het was dan toch geen droom.

Tegen de middag komt agent Lindberg langs. Hij heeft de krant bij en legt die naast haar op bed.

‘Je staat in de krant, Stella.’ Stella kijkt naar de krantenkop. Japans maffianetwerk opgerold in Styrre. Onderaan staat een foto van Stella. Stella Eirikson raakt gewond.

Lindberg ijsbeert door de kamer. Hij wil iets zeggen, maar krijgt het niet over zijn lippen. Stella voelt de aarzeling.

‘Hoe moet het nu met meneer Nilsson?’ vraagt ze.

‘Die is ondertussen vrijgelaten. Hij heeft toegegeven dat hij die avond aanwezig was op het goktornooi in De Kleine Draak. Aiko had zijn auto gestolen om het slachtoffer naar het bos te vervoeren. Nilsson kon tijdens de verwarring ontsnappen, maar durfde niets te zeggen uit angst voor Aiko’s bedreigingen.’ Lindberg staart naar het gips om Stella’s arm.

‘En Axel?’ vraagt Stella.

‘Zijn moeder heeft haar winkel verkocht om zijn schulden af te betalen. Het is nu aan de procureur om te beslissen of Nilsson en Axel vervolgd worden voor illegaal gokken.’ Lindberg loopt naar de deur, blijft staan en draait zich dan om.

‘Bedankt voor je hulp, Stella. De politie kan knappe koppen zoals jou goed gebruiken. Maar laat dit de laatste keer zijn, ik wil niet nog meer doden. Laat het onderzoek volgende keer aan de politie over. Als je oud genoeg bent en je wilt bij de politie komen werken, geef me dan een seintje.’ Lindberg haalt zijn kaartje uit zijn jaszak en stopt het haar toe.

Inspecteur Lindberg, leest Stella in grote letters.

Hij geeft haar een zacht ongemakkelijk schouderklopje en vertrekt zonder iets te zeggen. Stella glimlacht. Hij heeft me bedankt. Ze neemt de krant vast en kijkt naar haar foto. Ze hadden wel een iets flatterendere foto kunnen kiezen, denkt ze.

Het hoofd van de Japanse gokmaffia in Styrre werd gisteren aangehouden op beschuldiging van moord. Aiko Nakamura zou het lid van een rivaliserende bende om het leven hebben gebracht met een mes. Verschillende bewoners uit het dorp waren betrokken bij het gokschandaal. Stella Eirikson raakte gewond bij de arrestatie van de hoofdverdachte. Ze legt de krant neer en sluit haar ogen. Tijd voor een dutje.

 

 

(Illustratie: Roel Renmans)

www.hikkies.be/hikkies/dejapansedraak

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Ines
4 nov 2015 · 244 keer gelezen · 0 keer geliket