Koekoek, dag vogel, wat is er met jou?
Dag vogel, dag beest, straks ben je er geweest.
Maar roepen en roeken.
Maar vloeken en vluchten.
Geen verantwoordelijkheid, geen zorgen.
Jou ei in een ander nest vanmorgen.
Jij die mij test, roep niet zo hard.
Vijf vogels op een rij, maar jou kreet erbij.
Laat hen ook eens zingen, niet altijd verdringen.
Ik ken jou verhaal, het is zo banaal.
Mijn oren gaan sidderen, jou kreten fataal.
Koekoek met honing, pluimvee voor koning.
Met jou bestaan is het gedaan.
In de stoomoven nu gans vooraan.
Op de voorgrond wou jij altijd treden.
Had dan mijn oren best vermeden.
Gekruid met lookboter, dat is nu mijn zegen.