De laatste weg.
Sonnet
Een laatste maal de dageraad aanschouwen,
het gloren van het vroege ochtendlicht,
wanneer het zwakke schemerduister zwicht
en zonnegloed haar weelde kan ontvouwen.
Hij mijmerde met diep doorgroefd gezicht.
Gedaan nu met op eigen kracht vertrouwen
en elke stap gewiekst te onderbouwen
in ’t eigen kleine rijk door hem gesticht.
Restanten van een onvoltooid verleden,
en al wat ooit uit noodzaak was ontstaan;
een stengel die te vroeg was afgesneden,
een erfenis die nimmer zou vergaan.
Gezien zijn eigen strijd was uitgestreden
verlangde hij de laatste weg te gaan.