De lapjeskat zat met een gat
er was weer een lap gejat
Sprong niet meer rond op stoel of grond
ze maakte ‘t niet meer bont
Duurde een week, ze was van streek
die lap was kwijt en ze bezweek
Ze bleef wat stom, ze wist waarom
de lapjes bogen veel te krom
Vergaan van plaats waar de hiaat
haar toch onzichtbaar schaadt
Maar na die week, niet meer van streek
wat weer op een lapje leek
Kwam terug, daar op haar rug
haar energie, niet vlug
Ze wist het wel, opnieuw duel
tussen haar wil en die kwel
Een beetje rust niet uitgeblust
niet meer in slaap gesust
Weer energie ze leeft voor drie
een dag of twee wat een pretentie
Zo gaat het haar, ’t is niet meer raar
ze is nu lapjeskunstenaar
Anne-Mie

