Maandagochtend en ik zit, gelukkig en voldaan, op de trein. In diepe gedachten verzonken mijmer ik over het fabuleuze weekend. De gedachte alleen al tovert een superieure glimlach op mijn gezicht en ik voel me gewoonweg fantastisch. Een beetje onuitgeslapen... maar ja... fabuleuze weekends en weinig slaap gaan nu eenmaal hand in hand. Half doezelend laat ik me door de trein heen en weer wiegen en ik maak het me zo makkelijk mogelijk. Niet zo moeilijk als je een hele bank kunt inpalmen zonder iemand tot last te zijn. Dat is nu het voordeel als je buiten de spits met de trein reist: het ding rijdt praktisch leeg. Of toch bijna leeg. In hetzelfde compartiment zit een oudere heer rustig het voorbij flitsende landschap te observeren. Vluchtig, door de spleetjes van mijn vermoeide slaapoogjes, kijk ik hem aan. Hij is verzorgd in maatpak gestoken en heeft een olijfkleurige huid die je alleen in mediterrane landen kunt vinden. Zijn keurig geknipt, zwart haar verbergt enkele grijze sprietjes waardoor de man er heel gedistingeerd voorkomt. In mijn fantasie zie ik al hoe deze man, met een wapen in de hand, een gepassioneerde tirade voert tegen George Clooney over het correcte gebruik van het theelepeltje in de hogere kringen. Een brandgeur wekt mij abrupt uit die droom. De man heeft een sigaret opgestoken! Allerlei voorschriften over brandveiligheid schieten door mijn half wakkere brein. De situatie begint uit de hand te lopen nu de sigarettenrook langzaam door het treincompartiment kringelt en hoestend in mijn ogen prikt. Mijn brein schiet nu helemaal wakker! En terwijl ik allerlei statistieken van de gezondheidsdienst in mijn hoofd opdreun, komt mijn grijze massa tot de conclusie dat er iemand iets moet doen. Er zit niemand op de trein, dus is het aan deze jonge snaak om de oude man te vragen zijn sigaret te doven. De regels op de trein moet je gehoorzamen!
En dan speelt er zich dit af in mijn hoofd.
"Hoe moet ik dit aanpakken?
Zal ik hem niet beledigen?
Hopelijk wordt ie niet kwaad?
Waarmee kan ik dit gesprek op gang trekken?
Wat als ik te bot overkom?
Moet ik niet eerst de treinbegeleider erbij halen?
En als hij nu zijn sigaret gewoon uitdooft nog voordat ik de kans krijg hem te vragen om zijn sigaret te doven?"
Ik sta onzeker op en ga heel ongemakkelijk op de man af.
"Excuseer... sorry dat ik stoor... maar U kunt op deze trein niet roken." Om mijn betoog extra kracht te geven, mompel ik een hele lijst op die bol staat met allerhande redenen. Het waren dingetjes aangaande de specifieke veiligheid tot en met algemene en elementaire beleefdheden.
Tot mijn eigen grote verbazing wordt de man niet kwaad. Hij legt zijn rechterhand op zijn hart en verontschuldigt zich uitgebreid. Onwillekeurig volg ik zijn voorbeeld en leg, excuses stamelend, mijn eigen hand op mijn hart. Ik dank de man voor zijn begrip en ga licht beschaamd terug naar mijn plaats.
Wat heb ik in naam der goden gedaan? Het voelt niet goed, alsof ik het mensenrecht op de sigaret heb geschonden.
"Ja, ik weet hoe belachelijk dit klinkt in onze gezonde maatschappij... maar wie zijn wij om iemands rechten in te perken? Met alle accijnzen die bij iedere begroting worden verhoogd, beperken we de bevolking om vrij te kiezen voor een rokersdood!" Mompel ik.
Waar komen deze rebellerende gedachten toch vandaan? Heb ik dat echt luidop gezegd? Vermoeid schud ik mijn verwarde hoofd en probeer mijn gedachten op orde te zetten. Ik denk niet dat ik iets verkeerds heb gedaan. In feite heb ik de man zelfs behoed van een zware boete! De trein wiegt me heen en weer totdat de slaap me weer overmant. Tijdens mijn laatste heldere moment bedenk ik me nog: ik heb een goeie daad verricht.
En zo viel ik, gerust gesteld, in slaap.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.