Ik ben
het kind
dat koppig bloemen tekent
op muren van beton.
Ik ben
de krassen in duizend zielen.
De nee na duizend ja’s.
De stille storm
die stenen splijt.
Ik ben
degene die luistert naar de schreeuw.
Die niet wegkijkt,
wanneer de stilte
zijn klauwen spreidt.
Ik huil.
Zonder schroom.
In het volle licht.
Ik heb lief
met een hart dat stampt
omdat het leeft,
en klopt voor alles wat ademt.
Mijn verzet is traag.
Mijn verzet is taai.
Zoals wortels onder fluisterbeton,
zwaar van zwijgen,
zoekend naar licht.
En weet
er komt een dag
dat het barst.