De omhelzing laat op zich wachten
Een eeuwigheid
Ik zoek naar sporen van weleer in zijn glazen ogen
Delen wij deze ruimte?
Of kijken ze dwars door me, naar wat er zich achter, na en voor-
bij me bevindt
Ik kan de traan niet stoppen
en proef mijn zilte verdriet
Hij blijft stoïcijns, zijn blik is hol
Ik voel me naakt en kwetsbaar
Zijn lippen maken zich van elkaar los en het lijkt
alsof hij iets gaat zeggen,
maar slechts een zucht ontsnapt
een zucht die ons samenvat