onbepaald ja ooit misschien
zit tussen voet en zool een ziel
geplet zijn alle dagen opgelet
zo sprak de wielewaal
mijn geel is voor bananen
echt niet weggelegd
zeldzaamheid ik ken dat wel
het af en toe is bijna
zelfs geplooid naar nooit
te veel is naar de haaien
desalniettemin en onbevangen
dacht de kleine vis
ik zal het einde
van de zee ooit zien
eenzaam ligt mijn eigen vel
te wachten rond mijn vlees
gestreeld zijn de verhalen
over wat kon zijn
er zit een leeskonijn
verborgen in mijn hak
de schoen hij weet van niets
open hemel ik vertel
het enkel aan de stille wees
de ouders van het weinige
ze hebben zo hun eigen genen
planten hoop en scheutjes
stekjes van de maretak
denk je dat het groeien
dat het wassen wil
ik ijl en ik beloof
mijn hart in leven zal ik houden
warmte of een restje zon
op zaterdagen wil ik
vrijdagen verbranden
omdat je niet kwam
de wielewaal hij is nochtans
verheugd op zijn gemak
wanneer de kooi
elk poortje heeft geband
kom je bij me langs
zo dacht de slang het gif
is voor de liefde weggelegd
geloof ik drijf ik zak
zomaar ik weet te diep
echt weg in elke droom
er komt mijn schat
een dageraad de zon het etmaal
dat jouw tranen brengt
ik zal je lach
die het probeert
mijn geest zomaar te zoenen
bovenal bedanken voor de tederheid
want in het paradijs
waar zij verlegen egeltjes
stekeltjes beginnen tellen
kriebelt enkel zij
de oorlel van het niets
uit de reeks 'Kleinood'