De overspelige spoeling van het lot.
Je kwam aan land en vaagde alle zekerheid weg.
Het zout in de lucht en de zoete vis verloren.
De palmen die zich omdraaien tot de olie bezwijkt.
Het rendier verloren in een toendra van oerwoud.
De zon die uitdooft en de wolken die licht geven.
De mensen die braaf en goed waren en de dieven echt stout.
De zee weer blauw en de zondag weer rust.
Het lot was evenwel verloren.
Al duizenden jaren een zoutpilaar van ons bestaan.