Druk gesticulerend gaf de Professor nog enkele laatste regieaanwijzingen. Zijn assistenten dwongen hem uiteindelijk in een witte, strakke schort; ze forceerden zijn armen in de veel te lange mouwen, knoopten die vast en begeleidden hem naar het spreekgestoelte. Daarna verdwenen ze door de deur achteraan in het lokaal.
‘Hallo, hallo, Tokyo,’ sprak de Professor bij wijze van test door de microfoon. Die scheen te werken. ‘Welkom allemaal,’ vervolgde hij. ‘Vandaag zal ik u mijn revolutionaire uitvinding onthullen. Ik heb er geen doekjes om gewonden, het toestel bevindt zich recht voor uw ogen. Zonder dat u het wist was u al op de hoogte. Kijkt u goed, observeer nog beter en aanschouw,’ hier nam de Professor een kleine, doch dramatische pauze in acht, ‘de Animicro!’ De algemene stilte die op zijn aankondiging volgde kon niets anders betekenen dan dat verbazing het publiek de adem had benomen.
De Professor glimlachte trots naar de microfoon. ‘Dit toestel, dames en heren, zet dierentaal om in mensentaal en omgekeerd. Voortaan zal het mogelijk zijn om deze schepsels van God te interpelleren over hun gedrag. Stelt u zich de draagwijdte hiervan voor! Regels en wetten zullen voortaan ook hen treffen. Bovendien kunnen zij ons belangrijke informatie aanreiken met betrekking tot de meest efficiënte manier om hen tot handelbare lammetjes te kneden. De technische kaart van deze micro is uiteraard Top Secret en bewaak ik met mijn leven, maar ik zal u met plezier de werking van dit wonderbaarlijke instrument demonstreren.’ Hierop knikte hij naar de koe die nu met zichtbare tegenzin naar de microfoon slenterde.
‘Naam?’ Met de armen voor zich gekruist wachtte de Professor het antwoord af.
‘André,’ zei het beest moeizaam, alsof haar bek nog niet de juiste flexibiliteit voor de woorden had ontwikkeld.
‘Welkom, André. Wat kan u ons vertellen over de zorgen waarmee wij u het beste omkaderen?’
‘Bwa, doe mij maar gewoon een grote, frisse wei,’ antwoordde André. ‘En neem er zelf ook een.’ Opnieuw klonk het alsof ze door dichtgeknepen lippen sprak.
De Professor knikte de zaal betekenisvol toe en vroeg vervolgens de aap op het podium. Een ietwat sjofel beest beklom het gestoelte. Zijn vacht vertoonde hier en daar kale plekken en met zijn rechteroog was duidelijk iets mis. Het leek zelfs te ontbreken.
‘Hebt u misschien een boodschap voor ons?’ vroeg de Professor met een vreemde schittering in zijn blik. Het bleef even stil. De Professor gaf met zijn schouder de aap een lichte por. Dat bracht het beest tot leven.
‘Bongo! Bongo! Banana!’ schreeuwde de lelijkerd, terwijl hij op en neer sprong. Hij sprak de woorden uit met een stereotiepe kadans en een tempo waarin je het ritme van de jungle kon vermoeden.
‘Het toestel is nog niet volledig getuned,’ verontschuldigde de Professor zich. ‘Het betreft hier een prototype. De laatste foutjes hoop ik er tegen eind deze week uitgewerkt te hebben.’ Hij trachtte de aap opzij te schuiven, maar deze bleef zich nogal hardnekkig aan de microfoon vastklampen. Dit was niet naar de zin van de Professor, toch slaagde hij er nog even in een professionele kalmte te bewaren. ‘Laten we ons wenden tot de giraf,’ sprak hij. Het viel niet te ontkennen dat een licht hysterische toon de weg naar zijn stem had gevonden. De Professor keek om zich heen. Hoe hij zich ook draaide of keerde, nergens liet een giraf of ander langnekkig wezen zich opmerken. ‘Giraf!’ riep de geleerde met overslaande stem. ‘Giraf!’ Geen beweging in de zaal, tenzij op het podium waar de witgejaste verwoed over de planken ijsbeerde.
‘Giraaaf!’ De man transpireerde nu hevig. Een van zijn assistenten kwam haastig vanuit de aanpalende kamer op hem toegelopen.
‘De giraf moest naar de wc,’ lichtte hij de Professor in. ‘Geen reden tot paniek. Drinkt u in afwachting van zijn terugkomst een beetje water.’ De assistent bracht een glas tot aan de lippen van de Professor. Met grote gulzige slokken liet die het vocht door zijn keel glijden. Dat hij daarbij morste scheen hem niet te deren. ‘Prima,’ prevelde hij, ‘Laten we de voorstelling even onderbreken. Een sanitaire pauze inlassen. Misschien …’ Het lukte hem niet de zin af te maken. Dikke watten omzwachtelden zijn gedachten. Zijn tong hing als een slappe doek over zijn kin. Zijn ogen konden slechts met moeite enkele schimmen ontwaren doorheen de witte mist die plots in het lokaal was komen opzetten. Vaag voelde hij hoe sterke armen hem op een draagberrie neer vlijden. ‘Grf,’ mompelde hij een laatste keer, waarna de dieren zich zachtjes tegen zijn lichaam nestelden.