De schildpad zijn huis, de mensen hun schild.
Hoe traag de viervoeter, hoe snel de tweepoter.
Honderd jaar te gaan. Ons bestaan.
De winter laten om te slapen. De slaap laten om te winteren.
Rust, rust tot de pad kan ontwaken. Druk, druk tot de mens kan gaan slapen.
Geen pantser is bestand tegen zulk leven, want groene blaadjes moet men goed kauwen en tomaatjes niet te rouwe.
Eet een schildpad echt vlees, wordt ze plots weer mens: een beet, een snauw en steeds weer rennen. Gauw, gauw, nu gauw.