tanden breken
en dieren vervellen
gestaag in golven
langs de snelweg
waar niemand
je ziet
ben ik beginnen aanbidden
dat wat ik ooit van z’n leven
nooit heb bemind
en achter het smoezelige venster
aan handen en voeten gebonden
zie ik mijn broer honds
een vreemde kamer bewonen
als een ongewerveld zoogdier
kromgebogen loopt hij hijgerig
in de brullende schaduw
van zijn ijdele
ijsprinses
alles voor zichzelf vergarend
grondig voorbereid
voor wanneer zij moet verdwijnen
en ik als vanzelf de stilte die voor het weten
komt geleidelijk achter
me laat
