De bloemen zijn weeral aan het verwelken.
We hebben ze nochtans water gegeven.
Ik kijk naar het treuren van de kelken,
dat brengt de herfst met zich mee.
De regen klopt alweer op de ruiten,
ze zijn dat gedonder beu.
Misschien moeten we hen binnenlaten?
Er zijn al te veel tranen gelaten.
Vanmorgen schoof ik uit,
over de nevel van mijn gedachten.
Want die blikseminslag van toen,
is nu de mist, in de koude winternachten.
Ik mis de kleuren van die lente,
de opgeheven kelken,
toen ze de warmte van de zomer nog kende.
Wat er allemaal stierf in mij.