De vier van Vloethem (2)

2 sep 2015 · 5 keer gelezen · 0 keer geliket

 

Hawaii ware beter geweest. Bernard voelde zich des ochtends bereslecht. Den Italiaan was het gelukkig rap weer afgetrapt zonder ene rosten frank gekregen te hebben. Ignace had de sleutels van zijn brommer gepakt en hem met weinig woorden duidelijk gemaakt dat ie oprotten moest.

 

Aloïs gewoon mottig, Ignace dacht het door te kunnen spoelen, met het laatste van de flesjes Sprint die ze bij De Breyne hadden scheefgeslagen en Jeroen, die was zo fit als een pasgeboren vis, had enkel wat aan de korsten van de pizza geknaagd. Hij zat nu zat een staartvleugel te zagen. Uit het deksel van een sigarenkistje. Voor zijn nieuwe vliegmachien.

 

Een Superfortress 29, de Enola Gay, om zijn collectie aan te vullen: een Messerschmitt Bf109, een Jakovlev JAK-1, een Spitfire, Focke Wulf FW190 en zelfs de Hindeburg had ie nagemaakt, uit varkensblaas.

 

Volgens Aloïs ging het in de verste verte niet op het origineel gelijken maar Jeroen knutselde rustig verder, keek wel omhoog toen er ganzen overvlogen in een asymmetrische V, en naar het magere exemplaar dat achterop geraakte. Ooit had hie ze gerepareerd, kapotte beesten, stal daarvoor gerief in de gipskamer van de Zwarte Nonnen, waar ie Ignace had leren kennen, die in 't hospitaal binnengebracht was door zijn moeder.

 

Omdat mijn spel danig wee deed als ik met een stijven zat. Mijn voorhuid wilde niet loskomen van den eikel en een paar nonnen hadden eraan zitten peuteren maar dat hielp niettenduvel, evenmin de uiercrème die ze er met al hun handen aanwreven. Moeder liet me daar achter en toen ik ’s nachts van de dolste der dolle nonnen lag te dromen, kwam ze binnen, Zuster Désirée uit Kigani, die met haar scherpe snijtandjes me van 't zeer verloste.

 

Hij ademde als herrezen en was weggelopen, zijn zwelorgaan groter dan ooit. Geen haar op zijn kop die eraan dacht om naar huis terug te keren, naar die Safirzuipende hoerenloper, naar het geruzie, ’t geschreem en al die miserie.

 

Hij liep Jeroen tegen het lijf, die er als een wit plaasterspook door de gangen waarde, renden samen naar het Minnewaterpark, naar Jeroens plekje onder de treurwilgen en het was weer prijs.

 

Een ooievaar met vleugels die enkel met nog wat vel vasthingen. Ignace pakte zijn knipmes. “Kinders genoeg”, zegde hij en de vleugels waren er gauw afgesneden. Jeroen naaide alles dicht en ze gingen slapen, ’s anderendaags schoenen poetsen van de Franse bourgeoisie.

 

“Skone skoenen, wreed bedankt, mon ami” en bij de mokken uit Zeeland die ’s avonds laat nog op de banken bleven zitten, gingen we de kuiten wa masseren. Als niemand keek ook onder de rok de billen, tot het sop hen in de kloefen stond en.... -heil de lezer- de deugd weer vleugels kreeg.

 

 

 

 

'Vel en vleugels', deel 2 van het kortverhaal 'De vier van Vloethem'

uit de reeks 'Ignace Somers'

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

2 sep 2015 · 5 keer gelezen · 0 keer geliket