Aloïs zat op Sint-Franciscus, bij de Frères. Zijn vader, Arsène de Bourgogne was notaris te Brugge met kantoor aan de Spinolarei. Na schooltijd kwam Aloïs naar vaders notariaat en ’s avonds reden ze immer samen terug naar hun doening te Varsenare, waar dat onnozele gedoe zich bleef repeteren: ceci cela chichi chacha, dit mes voor de gigot en dat is voor de sole meunière.
Hij herinnerde het zich nog goed. ’t Was op een donderdag rond zessen dat een Duitsche commerçant het bureau binnentrad met een carnassière stevig vast onder de arm. Om een Belgische sociéteit op te richten met zetel hier te Brugge!
Vast een voormalig SS’er dacht Aloïs. Hij zag het aan zijn broek en in die carnassière zaten vast een berg Belgische franken voor de nieuwe commerce, zekers genoeg om een ganse living te tapisseren.
Toen de mof naar de koer moest omdat ie allicht te veel bière de l'Aigle gezopen had, heeft Aloïs niet lang gewacht. Dit was dé dag want hij was het beu, dat gedoe thuis, zijn vader dien droge zak, moeder 't grootste zagemens, dat gedoe bij de Frères, dat onnozele uniform, al het bidden en die ganse komedie. Hij greep de carnassière en zette het op een lopen, het kantoor de straat uit, tot hij buiten adem was en zich verstoppen ging in het Minnewaterpark.
Waar hij Ignace en Jeroen trof. Zij hadden die dag geen schoenen gepoetst, geen gewillige meidenkuiten billen kunnen masseren hoog tot bij de kleine vleestong aan de deernenkloof. Bij de 3 Monikken waren ze met drie flessen brune en drie flessen blanche gaan lopen en zaten nu te bikkelen, wat aan die blanche te lebberen op de boordstenen van het meer dat vol lag met wilgenkatjes, duttende zwanen en groenkoppige woerden.
Ze trokken de tas uit Aloïs' propere pollen en keken wat er in zat: een berg vlascontracten en zevenduizend mark. "Waarom geen franken maar marken gedomme! " Om naar Duitsland te trekken, daar een Mercedes te kopen? Om langs de Moesel te sjezen, chichiwijn ce vinaigre des riches te zuipen of van die fletse Duitsche pils?
't Geld gingen ze vaneigens houden. Het was tenslotte van een mof en die had hier niets te zoeken, zeker niet met die geslepen blik en zo'n blitse Nazi-Tasche.
'De carnassière van den Duits', deel 3 van het kortverhaal 'De vier van Vloethem'
uit de reeks 'Ignace Somers'