Sano was het beste van het beste, dankzij ’t genie van Johnny Van Huele.
Later zou Norbert Van der Cruyssen, de leperik, het recept uit Johnny’s kop peuteren, quasi ‘tzelfde bier in d’ Ardennen gaan brouwen, met zijn kloteloze patertjes en het Orval noemen. Orval begot, was het forellepis misschien?
Jeroen had dien dag eindelijk zijn vliegmachien volledig af. De Enola Gay, vier moteurs, moest enkel nog zilver geschilderd worden. Uit een grote papat had ie een bom gesneden. Toen Little Boy klaar was, startte Ignace de Piccola. Van de witloofboer geen spoor en ze hadden al rap zijn driewielkar aan de kleine tracteur gekoppeld, waren weggereden richting Bekegem.
’t Was zondag, kalm en stil. Ze stopten achter de Brouwerij van Gistel, braken met een koevoet het slot van ‘t achterhekken en moesten enkel nog de poort van het depot open krijgen om daar een karrevracht Sano buit te maken. Bernard, met zijn lompe poten, liep wat lege flessen omver, maar de schaper verroerde niet.
Binnen in de brouwerij konden ze hun ogen niet geloven, rijen vol met kratten. Drieëndertigers, driekwartliters, Bavière, Sterk, Stout en daar gans van achter naast het koperen brouwvat: pasgebottelde Sano!
Toen plots alle lichten aanschoten, hadden ze zich snel kunnen wegsteken, behalve Jeroen. Die was verstard bij het brouwvat blijven staan, met de rug er tegen en Edgard Van Hencxthoven kwam op hem toegestapt, zijn tweeloop op Jeroen gericht.
Ignace dacht dat ie wel niet ging schieten, zo zijn eigen biervat naar de kloten helpen maar Jeroen stak al rap de handen in de hoogte en ging op zijn buik liggen zoals Van Hencxthoven dat commandeerde.
’t Was Bernard die met een paar grote stappen en van langs achter op Edgard toegestormd kwam en hem met een driekwartliter op de kop sloeg. Edgard in zwijm en ze waren gauw weggevlucht met de Piccola, via Westkerke, zo verder richting Bredene.
In Oudenburg werden ze al gauw achtervolgd door drie champetters. Op hun tweewielers. Ja, van die gasten met te veel brillantine in het haar en die allicht enkel tafelbier gezopen hadden want ze bleven maar terten, als jonge veulens op een pedalo.
Tot aan ‘t kanaal de Piccola de borduur raakte, de voorwielen scheef sloegen, ze de Sluis van Plassendale inreden en die gendarmes gingen zich -ge ziet dat van 'ier- niet nat maken om ze te redden; ze stonden toe te zien hoe ze verzopen. Behalve Ignace, die nog redelijk zwemmen kon en langs de sluisdeur omhoog geklommen was.
Jeroen, Bernard en Aloïs, alle drie even dood.
En Godelieve..., Godelieve wreef zich traag in de nek, toen ze het ’s anderendaags las in de gazet. Ze nam nog een slok van haar Costenoble Dubbel Bruin en prevelde dat
"er niet veel ging gebeden worden voor dat crapuul".
'Allesbehalve forellepis', laatste deel van het kortverhaal 'De vier van Vloethem'
uit de reeks 'Ignace Somers'
_______________________________________________________________________________________
bron betreffende het bier 'Sano' :
"De brouwerij van Huele te Bredene-Sas", Eeckhout Raul, 1989, pag. 64-70