Afgelopen kerstdag was het twee jaar geleden dat ze voor de eerste maal het bushokje binnenstapte. Ze wilde toen wel eens weten wie er zoal op deze heuglijke feestdag de bus ‘naar ergens’ nam. Op die manier kon ze ook de zorgen omtrent haar man even vergeten. Hij was wat moeilijk te been, maar vooral was hij blind. Bijna elke dag, even na het middaguur, was dit haar ritueel geworden.
Vandaag was zij weer present.
“Mijne man kan niet zien” zei ze tegen de eerste would-be passagier die het hokje betrad en niet dadelijk een aanzet gaf om in contact met haar te treden.
“Oei” zei de jongeman, “uw man is blind. Dat is erg”.
“Ge verstaat mij verkeerd” antwoordde ze, “mijne man is niet blind. Hij kan niet zien. Dat is een groot verschil. Dat is het verschil van de differentie, ziet ge?”
Hij zag het niet. Hij kon het niet zien. Hij was blind. Hij tikte met zijn witte stok tegen het bushokje, toen hij hoorde dat zijn bus eraan kwam.
“Dag mevrouw. Tot ziens” en hij stapte op de bus.
Ze bleef zitten in haar vertrouwde hok tot een volgende reiziger zich aanmeldde.
“Mijne man kan niet zien” zei ze.
“Oei” zei het meisje, ‘dat wens ik niemand toe. Blind zijn.”
“Ge verstaat mij verkeerd” antwoordde zij weer, “mijne man is niet blind. Hij kan niet zien. Hij is gestopt met te zien, want hij was niet blind. Blind dat zijt ge vanaf uw geboorte. Ge kunt niet zien als er u een ongeluk passeert of een ziekte. Begrijpt ge?”
“Ah zo, ja dat begrijp ik. Sorry, mijne bus is daar. Doe uwe man veel groeten, als ge hem ziet. Sterkte”.
Ze betastte even haar benen die omzwachteld waren van haar knieën tot aan haar enkels. Ze had last van necrobiosis lipoidica, zoals haar huisarts dat zo mooi had verwoord. Ze moest er telkens een dikke laag zalf op wrijven en er dan een luchtdichte pleister op plakken. Maar die pleisters waren duur, dus omwikkelde ze haar been maar met een verband dat ze tweemaal in de week uitwaste. Pillen hadden ook kunnen helpen, ware het niet dat ze ook last had van suikerziekte. Ja, van diabetes zou je zelfs blind kunnen worden.
“Mijne man kan niet zien en ik kan bijna niet lopen” zei ze tegen haar volgende slachtoffer.
“Dus neemt ge de bus” vroeg de kalende man.
“Nee nee, ik kom hier alleen maar wat zitten. Om de tijd te doden en een praatje te slaan met de mensen. Ge moet weten, mijne man slaapt veel. Ah ja, wat kan hij doen, de gazet lezen, neen, naar Tv kijken, neen. Alleen de radio telt nog voor hem. Maar ja, daar kunt ge niet tegen klappen hè. Hij ligt nu te slapen, goed ingeduffeld naast het houtkacheltje. Ik heb er daarstraks nog drie houtblokken in gestoken. Niet dat hij het gezien heeft zulle, want hij kan niet zien.”
Ze wist dat ze het over een andere boeg moest gooien, het vanuit een ander oogpunt beschouwen.
“Eigenlijk is hij stekeblind, begrijpt ge? Waar gaat de reis trouwens naartoe?” zei ze nog.
“Naar Stekene. Ik verwacht mijn bus elk ogenblik. Tot weerziens”.