Dinsdag
Dinsdagen zijn zachter dan maandagen. Alsof de ergste bramen zijn weggevijld. Toch is zo een dinsdag altijd ruw en scherp. Je hebt nog steeds handschoenen nodig om het te kunnen hanteren. Ik heb nog steeds handschoenen nodig.
Mona zit tegenover me en praat met een vrouwelijke collega. Ze praten luid en lachen. Over het kerstfeest van vorig jaar, het weer en de nieuwe IT'er. Ik zucht en vraag me af of ik me in het gesprek kan mengen. Dat vraag ik me al af sinds ik klein was, toen mijn moeder nog schreeuwde op mijn vader. Op school mocht ik nooit praten. Het was altijd voetbal. Elke pauze en elke turnles was het voetbal. Waarom was het voetbal? Ik speel liever badminton.
Ik weet nooit of ik moet beleven of toekijken. Het ene vult me met nostalgie, het andere met eenzaamheid en omgekeerd.
Moet ik supporteren voor een groep waar ik niet in geloof, of meedoen aan een spel dat ik niet wil spelen? Ik heb nooit geleerd hoe je moet samenspelen. Mensen die niet samenspelen eindigen in een instelling of een gevangenis. Het is een wonder dat ik door de mazen ben gevallen en terecht ben gekomen op een plek waar ik niet thuishoor. Deze plek is misschien toch de hel. Een trage doodsrochel dat vijfenvijftig jaar van je leven in beslag neemt.
Ze keuvelen nog een kwartier en dan is Aurélie weer aan het werk.
Ik neem een papiertje. Over tien minuten is het hier zo verlaten als een kerkhof om middernacht. Dan kan ik haar iets schrijven. Je bent mooi, dat past. Ik kan het plakken op haar scherm en.. en dan wat?
'Was jij het?' vraagt ze dan na de pauze.
'Ja.'
'Waarom?'
'Dat zijn de vragen, hé. Waarom? Waarom gaat de zon op en onder. Waarom graast de koe, waarom jaagt de leeuw en waarom ben jij zo mooi? Waarom ben je zo mooi dat het me pijn doet. Hier in m'n borst voel ik een druk, en elke dokter die ik heb bezocht zegt; 'ik kan u niet helpen.' Alsjeblieft, laat me je huid polijsten met mijn warme handen,' zeg ik haar. 'Tot het zijdezacht is, en helemaal van mij.'
'Oh.'
Oh. Dat is alles dat ze zegt. Ik leg mijn hart op het spoor en ze raast erover als een trein. Mijn bloed kleeft aan haar handen, en als ik ze erover aanspreek zegt ze; 'oh.'
Dan zou haar collega me uitlachen en iedereen zal een prop naar me gooien. Zoveel dat ik erdoor bezwijk en pas vrij zou komen als ik ze allemaal gelezen had.
Op elke prop staat wat voor een sukkel ik ben. Ik lees verder en verder, in de hoop iets te lezen van mijn Mona. Tenslotte, na honderdduizend proppen papier herken ik de hare. Ik ontfrommel het papier ten lange leste en lees het. Er staat simpelweg 'oh'.
Dat alles gebeurd niet, ik neem gewoon mijn pauze als alle anderen en ga buiten zitten. Het is bewolkt en grijs, alsof het land verdrietig is. Waarom weet ik niet. En ik vraag het ook niet hardop. Dat is normaal.
Voor ik het goed besef, zit ik terug op de stoel voor mijn scherm. De IT'er terug is gekomen en ergens achterin de ruimte fladdert hij rond als een vleermuis. Ik haat vleermuizen, ze zijn net zo lelijk als insecten, die weer zo lelijk zijn als spinnen.
Tijdens de pauze ben ik erachter gekomen dat ik hem niet mag, en nu kan ik uitzoeken waarom. Ten eerste, zijn broek. Ten tweede, zijn gezicht. Hij ziet er te sportief uit, en niet slim genoeg voor iemand die met computers werkt. Onmogelijk kan hij een goede IT'er zijn. Ten derde - en dat is de belangrijkste reden - zijn de mensen te geïnteresseerd in hem. Hij werkt hier nog maar enkele weken, en iedereen lijkt al zijn vriend te zijn. Ik werk hier al zeven jaren. Zeven is een magisch getal. Vertel dat maar aan iemand met nog maar zeven euro op zijn bankrekening.
U bent blut, zegt u? welnee! Je hebt iets magisch dat veel anderen niet hebben. Je hebt zeven.
Waarom de persoon in kwestie waarschijnlijk zegt,’ zeven? gezever!’
Ik sta op en loop naar de koffiemachine. Daar staat meneer IT computergenie. Ik loop langs hem door, neem een koffie en leun nonchalant tegen de muur. Van hier kan ik Aurélie perfect zien. Haar smalle schouders steken net boven de leuning van haar stoel uit, waar ik dankbaar voor ben. Haar vingers tokkelen over de toetsen op een bijna geile manier. Ik wou dat ik het toetsenbord was. En elke toets mijn eikel.
Eens de machine uitgesputterd is neem ik mijn koffie. Dan ga ik weer zitten en kijk naar de echte eikel in de kamer. Meneer IT.
Mijn laatste drie zoekresultaten zijn:
- Pyrotechniek voor brandweermannen
- Toen kwam nunquam
- Hoe overleef je de week
Ik heb nooit echt opgelet op school, maar nooit het gevoel gehad dat ik iets miste. Het belangrijkste dat me ooit verteld werd was van een kerel dat inviel voor Engels. Hij zei; 'Als je niet kiest, wordt er voor jou gekozen.'
Woorden die ik nooit helemaal vergat. Dat en de definitie van PR. Ik zoek nog iets op vadertje google; stukken van mensen. Het toont me niet de letterlijke zin van het woord. Het kiest in mijn plaats wat er getoont wordt. Ik mag woorden zeggen, maar ik kies de betekenis niet. De wereld is een groepspelletje, ik speel solitaire.
Ik zit in mijn auto en wacht. Ik moet Aurélie nog een keer zien, anders kan ik niet naar huis toe.
Ze heeft sinds kort een crèmekleurige cinquecento, dat wel past bij haar. Een rechthoekige uitlaat, mooie velgen en chrome afwerking. Het enige wat eraan mankeert ben ik. Ze stapt het glazen gebouw uit en stapt in haar auto. Ze ronkt weg van mij.