De wil
die zich een weg baant
schroeiend doorheen twijfel,
likkend langs tegenkanting
zich onstilbaar waant
de laaiende tong
sprekend over een doel
sluit in, omcirkelt jou
als een dampende krater
verlangen waar gemaakt door gevoel
grenzeloos
ontgaat haar het landen
gewichtsloos en onthecht
geestdriftig de ruimte in
waar ze zal opbranden
vurige scheppingsdrang
verdrijver van eenzaamheid,
gezwind en aanstekelijk
heeft gezwegen over later
nu steeds meer van zichzelf kwijt
groeiende lust
gaat over tot een vonk
je herinnert alleen destructie
de hongerige stookkracht in haar ogen
nooit de warmte die ze schonk

