Een fractie van een seconde staarde ik in de ogen van een hoogzwangere vogelspin. Haar glanzend blauwe poten hadden duidelijk goesting.
Amper een meter verderop struikelde ik over twee opgerolde egels. Met mijn knieën vol schrammen en een verstuikte enkel strompelde ik tot aan een verweerde bank. Hierop zat een bejaarde tweeling gezellig te keuvelen. Broer en zus keken me onderzoekend aan, vroegen wat er aan de hand was. Ze luisterden maar half, knikten samenzweerderig naar elkaar. Plots veerden ze recht, grepen me stevig bij de schouders vast. Ze sleepten me over de kasseien mee tot aan de platanenboom waar ze me in een bakfiets tilden.
We hobbelden naar Residentie Magnolia, gelegen op de hoek van de Paters- en de Nonnenstraat. Onderweg kwamen we drie konijnen tegen. Toen we bij het statige gebouw aankwamen, herinnerden de pijnscheuten me aan de val. Ze wilden me uit de houten bak halen, maar ik stribbelde tegen. We vielen achterover op de giftige tanden van een familie vogelspinnen die een wandeling maakte op het trottoir. In allerijl werden we naar het ziekenhuis gebracht.