Als ik het thuis vertel, kijken de mannen me soms verbaasd aan. Het idee dat vader ooit piepjong was en op een voetbalveld stond, gaat hun verbeelding te boven. Het waren andere tijden, dat staat vast. Zeker qua accommodatie en voetbalkledij. Eén paar voetbalschoenen, daar moest je het een seizoen mee uithouden. Het was geen kwestie van een zomer- en een winterpaar te hebben. Maar de goede herinneringen zijn er wel. Eén van onze trainers, Pierre geloof ik, was nogal inventief qua oefeningen. Zo hing hij wel eens een fietsband in de winkelhaak van het doel. Wie het vaakst zijn bal erdoor kon trappen verdiende een extra consumptiebon. Omdat ik toen vooral met scoren bezig was, en minder met woorden, vroeg ik me niet af waar die ‘winkelhaak’ vandaan kwam. Maar stel dat ik het wist en ik zou tijdens een training geroepen hebben: “Zeg jongens, weten jullie waar het woord winkelhaak vandaag komt?” Ik zou het nogal te horen gekregen hebben. Of misschien een welgemikte bal op mijn voorhoofd. Dat gevaar is geweken, daarom geef ik het nu maar even mee. ‘Winkel’ komt rechtstreeks van ‘wijken’ of ‘zijwaarts gaan’. Kortom, een hoek maken. Een winkel, zoals wij die kennen, betekent dus een hoekhuis, omdat een zaak op de hoek van de straat het best was voor de verkoop. En een winkelhaak is eenvoudig een haak met een rechte hoek.
Och, af en toe kon ik de bal wel eens in de winkelhaak trappen, maar of ik veel consumptiebonnen opstreek kan ik me eerlijk gezegd niet meer herinneren. Ondertussen beperkt het voetbalgebeuren zich tot het kijken naar wedstrijden van onze oudste. Aan de zijlijn vertellen we dat het vroeger allemaal beter was (niet dus) en geven we af en toe de nodige commentaar op de scheids. Al hou ik me ver van roepen en tieren. Daar kon ik vroeger al niet tegen. Bij één van die wedstrijden bakte de oefenmeester van de tegenpartij het wel echt bruin. Zijn kritiek op de scheidsrechter bleef maar duren. Tot de man in het zwart het voor bekeken hield. Hij stapte naar de coach en trok -echt gebeurd- zijn shirt uit. Hij was niet aangesloten bij de club van magere mensen, dus het was eigenlijk geen gezicht. Bovendien had hij geen ‘marcelleke’ aan. De coach wist niet waar kijken. Ook niet toen de referee tegen hem zei: “Als je het beter kan, mag je ook mijn shirt hebben.” Een mens maakt wat mee aan de zijlijn. Maar die arbiter? Daar was toch een hoek af als je het mij vraagt.