De wraak van het onnozele kind

14 nov 2014 · 10 keer gelezen · 0 keer geliket

Een kind dat hersens kweekt, weet het al snel. Oneindig is een priemgetal. De mensheid is een draak. De zwarte winegums zijn de beste. Gauw volgt het besef dat alles ergens ligt, verloren tussen nu, dan en nooit, tussen verse melk en scheuten van verderf. Dat liefde een zelfgefokte illusie is, een straathond die wat warmte zoekt bij een dakloze. Een bastaard, kruising tussen de angst voor de eenzaamheid en die rare drang tot voortplanten. Vele schriftjes had ik zo volgekrabbeld. Over die 20cm, Samantha Fox, kiemkracht en hoe het me wonderwel gelukt was in mijn bed, mij een voorstelling te maken van die oneindigheid.

 

Tot het weerklonk dat orakel, dat in Noorwegen verdwaalde nachtegaaltje, lieflijk kelend uit dat strotje die vreselijke woorden: J’aime, j’aime la vie. Een zuur appeltje at ik voor het slapengaan geschild met het vertrouwde patattemesje. Zijn adamsappel misschien, zoals in dat zelfgetekende stripverhaal.

 

’s Anderendaags, toen de koekoek haperde, werd het tijd, tijd om die tumor te verwijderen, om de spiegel gelijk te geven dat hij de tranen niet meer telde, het van zich af liet bladderen dat oude kwik, tijd voor hetgeen beschreven stond op pagina acht van het boekje met de zwarte kaft.

 

Wat je wurgen wilt, grijp je best bij de keel en loslaten is enkel het talent van een stervende sluitspier. Een tiener met de allures van een tijger die zijn strepen nog niet kent. Toeknijpen, meesleuren aan zijn laatste adem, richting kapbos, tot aan de dichtgegooide put waar het kalf lag, ooit vergiftigd door god weet wie.

Ook Pitou lag er, de angorageit die mee verhuisd was uit die onschuldige stadstuin naar dit miserabele oord. Pitou was een naam die hij voor meerdere vrouwelijke wezens gebruikte, ook voor mijn moeder soms.

 

Vandaag geen appeltje, geen schil of schorsgekerf. Mijn vriend, het patattemes glimde. Om een einde te maken aan zijn onnozele fantasieën. Om zijn gedoe te stoppen met die wijven waaruit een nat verlangen droop.

Door de resten van een laf erbarmen misschien... ik liet hem toch weer los, waarna hij in zijn kot kroop, bij zijn kiekens en z'n barbaries, om te blêten van ’t verschot.

 

 

 

uit de reeks  'Roeland Wittebolle'

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

14 nov 2014 · 10 keer gelezen · 0 keer geliket