Achter schilferige containers
dromend van stijf ochtendlicht
waar hij dat wilde nachtlijf
als een roos gezwollen tros
walmend doorhangen liet
eerst zou hij een mond ontmoeten
onder vervallen vlakplafond
een fotoglanzende anemoon
vol van barokke franjes
vochtig ontvouwend
zinkend rond de glinster van gebroken glas
glijdend uit zijn glunderende vingers
hijgend uit zijn bedampende lenzen
schuimend uit de hartslag van zijn hals
zijn lichaamholen schoven open
uit de honger het donker van de doodlopende steeg
achter schilferige containers
waar dromen sporen
op bevroren korstgrond liet