Demona bijt dansende tongen
tot ze nimmer zullen spreken,
dempt ze, dept ze in een bad
van martini en rode wijn.
Ze wil een bordeel beginnen
en oefent in haar bontjas en
met de hoed als sluitstuk op
haar brandende haren, het
vagevuur dat onophoudelijk uit
haar opperhuid opwelt, als een
brakende vulkaan die steeds
actief, want slapen doet ze nooit.
Toch niet ’s nachts, wanneer de jazz
haar slaapkamer kleurt, en de sneeuw
voorzichtig achter gesloten gordijnen
dwarrelt, als een belofte van verblinding
aan een grillige horizon. Demona waakt.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.