Sinterklaas was er dit jaar vroeg aan begonnen. Waarmee? Met het voorbereiden van de jaarlijkse festiviteiten rondom zijn naamfeest natuurlijk. Enkele weken geleden zou het nog een halfjaartje duren eer de goedheiligman op zijn stoomboot weer het ruime sop zou kiezen en op die manier zou afreizen vanuit zijn Andalusische haciënda naar het verre Vlaanderen.
Het te warme weer en de vervelende vliegen die de tropische temperaturen in het zuiden van Spanje aanbaden, waren er de schuld van dat ‘Slecht-Weer-Vandaag’, de schimmel van Sinterklaas, een speciaal zalfje had voorgeschreven gekregen, dat de Paardenpiet tussen de achterbenen van de hengst moest smeren. Het arme dier verlangde naar het aangename weer en de soelaas brengende regen uit het kleine Vlaamse land.
De overige Pieten waren ook druk in de weer. Diegenen met het gele jasje stonden aan een heet geblakerde oven en bakten er Sinterklaasspeculaas. De hete dampen die uit de schoorsteen kwamen verschroeiden de Spaanse hemel en zij zorgden ervoor, tezamen met een lichte bries, dat de volgende avonden de wolken boven de Vlaamse horizon roze kleurden.
Andere Pieten, zij met het blauwe kostuum, goten een dun laagje chocolade over een koekje met daarbovenop een licht gezoet eiwitschuimpje. Ziezo, ze hadden weer een grote lading negerzoenen klaar. Wel had Sinterklaas, die zich nog maar pas - bij de koffie - had tegoed gedaan aan een verse moorkop, laten weten dat ze dit woord “negerzoen” niet meer mochten gebruiken. Vanaf nu zou dit lekkers schuimzoen of chocozoen heten. Maar de Pieten wisten maar al te goed dat de Vlamingen dit koekje nog anders noemden en ze lachten eens goed in hun vuist.
Naast de zoenenfabriek stond er een groot gebouw waar de Pieten met groene outfit aan het werk waren. Zij waren gespecialiseerd in het zure snoepgoed. Ze fabriceerden zuurstokken aan een hoog tempo en de dropveters kwamen kilometers lang over de band gerold.
Maar in de grootste Sinterklaassnoepgoedenalleswatdaaroplijktfabriek smolten de Pieten met het paarse pak letters van chocolade en sloegen zij munten van datzelfde, lekkere bruine goedje. Elke dag kwam Sinterklaas inspecteren of alles goed verliep.
Zo ook die dag toen hij het kleine gebouwtje binnenliep waar de Pieten met het rode jasje verondersteld werden te werken. Maar er werd niet gewerkt. De rode Pieten staakten. “Deze aardappeltjes van marsepein ruiken wel naar venijn” zei rode Piet Rudy vanuit de hoogte. “En wat gaan onze Vlaamse kindjes daarvan zeggen” vroeg Sinterklaas zich af. De rode Piet schudde zijn hoofd zodanig dat de pluim van zijn muts viel, zomaar pardoes in het blubberende marsepeinfestijn. “Dan moeten jullie maar aan de Costa del Sol in de horeca gaan werken” ergerde de Sint zich en hij dreef met een roe de rode garde naar buiten.
Aan zijn Opperpiet Nicodemus liet hij weten dat de aardappeloogst dit jaar mislukt was en dat de kindjes wat extra suikerbeestjes zouden krijgen. En een extra goede tandenborstel. Die Sint toch ! Altijd klaar voor een grapje.