Een doordeweekse donderdagnamiddag in een supermarkt van de goedkopere soort. De speciale aanbieding waarvan sprake in de reclamefolder is pas geldig vanaf volgende week. Niks aan de hand. Dan keren we binnen een week wel weer.
Toch maar even twee andere prullaria gekocht. Dan richting kassa. Het is weer goed druk. Ik gok op kassa 2. De overige kassa’s slibben ook dicht.
Heb ik mij dan alweer vergist? Het gaat geen moer vooruit. Voor mij staat een propvolle kar maar de persoon die erbij hoort is verdwenen. Ik kijk even naar de loopband. Drie dingen heeft de onbekende erop gelegd en is dan in rook opgegaan. Op zoek naar sigaretten misschien? Maar die liggen toch aan de kassa!
De halve loopband ligt vol met koekjes, wafels, chocolade, snoepjes en ijs. De vrouw die het kocht staat te wachten om te betalen. Geen wonder dat ze er zo ‚gezond’ uitziet. Snoep nog maar wat méér, denk ik bijna luidop.
Plots duikt mister X op. Zelfs bij dit warme weer draagt hij een crèmekleurige sportpantalon met daarop een blauwe trui met witte knopen en daaronder een hagelwit hemd. Opvallend is zijn blauw-met-witte-stippels vlinderdasje. Hij is zo weggelopen uit een of ander herenmodeblad.
Het ‚gezonde’ meisje zet even het ‚volgende klant’-bordje achter haar drie aankopen: een mango, een druiventros en een broccoli. Dus toch gezond. De koekjes en aanverwanten behoorden bij een eerdere klant die last had om te betalen. Wat ben ik toch een slecht persoon die onmiddellijk het ergste van zijn medemens denkt!
Ondertussen is mister X begonnen om op zijn beurt de loopband vol te laden. Zelfs met dit goedkope assortiment zal zijn rekening seffens flink oplopen. Waarom heeft hij mij niet laten doorlopen? Ik, met mijn twee stuks in mijn handen, moet nu wachten op meneer die de halve winkel heeft leeg gekocht!
Nog maar net gaat deze gedachte door mijn terneergeslagen hoofd of ik hoor een vriendelijke mannenstem tegen mij zeggen: ‚Maar meneer, gaat u toch voor. U hebt slechts twee dingen gekocht. Alstublieft’. Mister X wijst met zijn twee armen naar de kassierster. Ik ben even uit mijn lood geslagen en ben net in staat een stil dankjewel uit te spreken. Mijn som is vlug gemaakt en ik dank de kassierster en nogmaals de Heer X. Wat ben ik toch een slecht mens die dadelijk vooroordelen heeft!
Op weg naar mijn wagen tover ik een glimlach op mijn gezicht. Toch een vriendelijke man … of zou hij een homo zijn … wat ben ik toch een slecht mens die nooit eens gelooft in de goedheid van een ander. Ik ben slecht. Doorslecht!
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.