Ik ga naast haar zitten.
Het leek een goed plan.
Op de muur stond: ‘Chaque matin elle
a tout oublié.’
Ik herinner mij iets wat nooit heeft bestaan.
Een geschenk.
Een scheppingsdaad.
Vergeten gratie.
Deze dichter is een dief.
Hij is de klare kijk op de zaak kwijt.
Ze is verstandig genoeg.