De kans is groot dat ik niet zou zijn gegaan mocht jij me hebben weerhouden van die oeverloos beroerde beslissing. Want dat was ze, ontegensprekelijk. Beroerd. Tot op het bot.
Ik weet zeker dat je nu grijnst om mijn woordkeuze. Beroerde beslissing. Een alliteratie. God weet hoe erg je houdt van alliteraties. Ik weet nog dat je moeder vertelde hoe gek je als kind was op Suske en Wiske. Niet omdat het verhaal je zo fascineerde of omdat de personages je aan het lachen maakten, maar wel omdat je zo gelukkig werd van de titels: De dartele draak. De hippe heksen. De venijnige vanger. De pronte professor. Oh neen, je had destijds geen benul wat pronte betekende, maar er was geen enkel woord dat de professor beter kon beschrijven dan pront. Niet slim. Of grappig. Of stuntelig. Pront zou het zijn. P-p. Dubbelop. Toen je voor je 8e verjaardag van je oma een album kreeg met als titel ‘Op het eiland Amoras’, huilde je tranen met tuiten. Je oma deed er alles aan om je te troosten, maar haar bemoederende vleugels maakten je alleen nog maar triester. Ze snapte het niet. Jij had geen boodschap aan haar opbeurende woorden. Jij had nood aan ‘Suske en Wiske’ met een gekke titel van het type ‘dubbelop’. Dat je oma het hele land had afgezocht naar een album met een spook op de cover omdat je zo hield van griezelige verhalen en nog minutenlang twijfelde tussen dit album en ‘Het Spaanse Spook’, maakte je geen zier uit. Het werd een fout die ze nadien nooit meer zou maken.
Je weerhield me niet van m’n beslissing. Je liet me vrijelijk begaan. Je liet me bevend van angst de auto aan de kant van de weg parkeren. Je liet me, net voor het uitstappen, nog even m’n telefoon checken om te kijken of er toch niet dat ene berichtje was binnengerold. Je liet mijn hart sputteren van blijdschap toen ik zag dat ik inderdaad een gemiste oproep had. Maar niet jouw nummer verlichtte m’n scherm. Je liet me vervolgens, met de moed der wanhoop, mezelf uit de auto zijgen. M’n jas liet ik liggen op de passagiersstoel, muts en sjaal deed ik om. M’n telefoon stopte ik in m’n broekzak. Hopend op die ene bevrijdende trilling. Ergens, heel diep verborgen, sprankelde dus nog iets in mij. Iets wat je bezwaarlijk hoop kan noemen. Maar als je dat dan toch zou doen, parkeer het dan onder ‘ijdel’. Want diep vanbinnen wist ik dat er niets zou volgen. Je zou niks inbrengen tegen deze beroerde beslissing. Ik zou over de tralies kruipen en elke draad met jou definitief doorknippen. D-d. Dubbelop.