bespaar mij honingregen in de zure toekomst
te kleverig te zoet, het doet me al te zeer vervreemden van mezelf
het is niet omdat ik wat beter denken kan, dat ik veel meer ben dan een mier
ik ben misschien een wolk, die zich in een hoofd verloor, er dromen dacht te zien
er is dat vermoeden, hoopvol of niet, dat ik morgen nog een adem vind, een bries mij redt
lang blijft zij wel niet hangen, die gedachte, ook de bladluis voelt zich snel verloren, weer verdwaald, verkleuring van het blad volstaat, een lichte wind of een gebroken twijg
daarnaast en bovendien, de spijkers zijn hun kop al lang verloren, braken zich de tanden op beweringen, die zich onbewust of niet, als waarheden hadden vermomd
achter de oren wordt niet meer gekrabd, mijn vingertoppen voelen anders dan die van een kind
leg uw sentiment te rusten in een voetbadje, naast de pissebed, die voor veertien pootjes naar ontspanning zoekt
mijn duim, pink en die drie tussenin, het is door hen gekend hoe pijn juist wordt gespeld, wanneer het noodlot langzaam nagels trekt
ik moet nu gaan, ik groet uw tegenslag, dat ongeluk, ook groot verlies en al het leed dat in u leeft
uit de reeks 'Waanhoop'