(uit “verhalen van A tot Z”)
Onze tante Emma had twee broers. Eentje ging dood toen hij pas vijf was. Het was een mooi ventje. De andere kreeg veel kinderen en dus had Emma veel neefjes, nichtjes, achterneefjes en achternichtjes.
In sterke familieverhalen kreeg Emma steevast glansrollen toebedeeld. Voor neven en nichten, arbeiderskinderen, was ze een "chique madam" uit Brussel. Dat chique bestond onder meer uit het overdadig gebruik aan gezichtspoeder, rouge en lippenstift en een gebeeldhouwd Fabiolakapsel avant-la-lettre, waarrond steevast een sjaaltje zat gebonden om de boel bij mekaar te houden
Grote broer wist hoe lang destijds de treinreis van de hoofdstad naar het verre Limburg duurde. Alvorens zij de terugreis aanvatte vroeg hij dan bezorgd of zijn kleine zus zich nog even wou verfrissen? Dat klonk dan zo : “Emma, wilt ge voor ge vertrekt nog eens door uw gezicht vegen ?”. Hilariteit alom bij de andere familieleden die het al zagen gebeuren : het uitgeveegde schilderwerk !
Op bezoek bij een achternichtje wou Emma naar het toilet en vroeg : "waar is hier de koer, meisje?" Zich van geen kwaad bewust, stapte het kind parmantig naar de keuken en opende de achterdeur : daar lag het net aangelegde splinternieuwe koertje !
Neen, Emma heeft niet op dit koertje.........jawel !
Het ideaalbeeld van de welgestelde tante uit de grote stad kreeg een deuk toen een van haar neven zelf naar Brussel uitweek.
Tijdens een afspraak in een bedrijf was hij nog maar net in de wachtruimte gaan zitten als een welbekende stem luidop door de hall riep : “maar wie we daar hebben!” De receptioniste keek vreemd op toen de “femme de ménage” de bezoeker om de hals vloog. Emma stond er zonder schilderwerk in haar blauw met wit gestreepte voorschoot te glunderen met emmer en dweil.
Of er ooit nog andere familieleden bij haar thuis waren geweest wist hij niet maar toen de neef in kwestie besloot om in het huwelijk te treden ging hij ook zijn peetvader uitnodigen : de man van Emma. Groot was zijn verwondering toen hij hun woonst vond dicht bij de befaamde Madouplaats.
Toen de deur werd geopend, had Emma een kolenkit in de hand die zij eerst ging vullen in de kelder. Het appartement was drie hoog en er was geen lift. Na het beklimmen van de eindeloos hoge trappen – kleine tante Emma met kolenkit, die ze onder geen beding wou afstaan : “ik doe dit elke dag” – kwam men in een klein appartement met hoge plafonds en enkel in de living een kolenkachel.
Tijdens het gesprek over het obligate huwelijksgeschenk, bleek het gerucht te kloppen dat de nonkel in Brussel op een ministerie werkte, waardoor hij een fikse korting kon krijgen in een elektrozaak. Als kind stelde men zich destijds van alles voor bij iemand die op een heus ministerie werkte. Niemand had kunnen raden dat de nonkel in kwestie er in de kelderverdieping voor zorgde dat de “chauffages” tijdig werden aan- en afgezet.
Zo viel de chique tante uit onze kindertijd van haar piédestal, maar wij zagen er haar niet minder graag om, wel integendeel.