Ik ontwaak, sta op, maar een helse pijn overvalt me. Ik draai me en stoot mijn voeten. Terwijl ik op mijn tanden bijt, zie ik de andere kant van bed. De shock verdooft de pijn, want mijn benen liggen grotendeels uit bed.
Is mijn bed gekrompen? Normaal liggen mijn voeten toch bijna een halve meter van het beduiteinde. Ik voel de pijn verdwijnen en sta recht, maar een klap tegen mijn hoofd beëindigt de euforie al snel. Mijn verstand heeft kennis gemaakt met de hemel van beton. Ik buk mijn hoofd, terwijl het plafond mijn ogen precies grijpt. Normaal is dat toch twee meter dertig? Dit zou onmogelijk moeten zijn. Ofwel is de kamer gekrompen, ofwel ben ik ineens een dikke zeventig centimeter gegroeid.
Ik denk na over de uiterst vreemde situatie tot mijn oog op de weegschaal valt. Misschien kan ik zo de waarheid achterhalen. Ik zet mijn voeten die eerder op vrachtschepen lijken op de balans. Ik kijk naar de rode cijfers die met angst beginnen te stabiliseren. Drie nummers staan hand in hand voor de komma. Ik slik. Ik ben dus groter geworden, tenzij een derde optie een andere verklaring geeft.
Voordat ik me verder zorgen maak, kan ik me beter eerst wassen en omkleden. Met slechts de helft van het normaal aantal stappen, bereik ik de kast. Natuurlijk kan ik het grijze landschap van stof en vuil niet negeren dat gelijk een dak mijn kleren droog houdt. Nota aan mezelf: ik moet ook de bovenkant van de kast poetsen.
Met irritatie gaat de kastdeur open, behoorlijk moeilijk als je handen lijken op die van een hooivork. Ik haal mijn kleren eruit. Ik voel het koud zweet van mijn lichaam af paraderen. Mijn T-shirt is slechts de helft van mijn schouders breed. Dit past niet. Moet ik nu nog naakt gaan rondlopen? Ik neem een proper laken, het is beter dan niks. De vraag spookt door mijn hoofd: waarom wilde ik groter zijn?
Ik stap naar de badkamer, maar de deur heeft een ander idee. Mijn hoofd neemt de muur erboven voor zijn rekening. Het word zwart voor mijn ogen, tot de duisternis verdwijnt.
Mijn gezicht plakt op de grond. Ik duizel nog even en grijp het bed vast om terug recht te staan. Ik zucht. Ik ben terug normaal. Ik kan beter blij zijn met zoals ik ben, het kan altijd erger. Ik leg me terug in bed, en droom dat ik beter mezelf kan zijn.