Een lichtblauw mantelpakje

10 nov 2014 · 11 keer gelezen · 0 keer geliket

 

 

 

Daar gaat ze: de grijze mantel dichtgeknoopt tot in de hals, de rieten boodschappenmand in haar hand. Haar pas is licht en snel, altijd is ze op weg om voor iemand te zorgen.

Liza: 72 jaar, mollig, goedig, rozig. De ogen vriendelijk en opvallend blauw, de witte haren in een knotje. Ze is geliefd in het flatgebouw waar ze woont: ze is de altijd beschikbare oppas voor de peuter op nummer twee. Het hondje van nummer drie wordt het liefst door haar uitgelaten en elke week gaat ze langs op het gelijkvloers bij de oude weduwe met de snor.

Samen met haar man woont Liza op nummer één, een sombere flat met zware meubels en futloze gordijnen. Ze wonen er bijna 50 jaar. Kinderen hebben ze niet: Jos is tegen kinderen. Jos, 80 jaar, is klein, keurig, krenterig. Winter en zomer draagt hij een donkergroene trui.

De enige uitspatting die hij zich veroorlooft, is de haarolie waarmee hij zijn 30 overgebleven haarslierten naast elkaar tegen zijn voorhoofd plakt. Vroeger werkte hij als militair. Zijn bevelen knallen nog steeds de lucht in: 'Drink niet, rook niet, snoep niet. Gebruik geen schmink. Verspil geen geld.' Zijn groene ogen schieten voortdurend heen en weer, opzoek naaronvolkomenheden. Hij noemt Liza nooit bij haar naam; 'Vrouw!' klinkt het de hele dag, 'Kom hier, vrouw!'Liza verdraagt zuchtend zijn humeur en norse buien. Ze haalt het niet in haar hoofd om haar man tegen te spreken. Maar ze is een nonchalant en vergeetachtig type. Wanneer ze zijn eten brengt bijvoorbeeld, vergeet ze altijd wel iets: de zoetjes, de peper, de melk. Altijd opnieuw, alsof ze het met opzet doet.

 

Sinds zijn hartinfarct, acht jaar geleden, ligt Jos voortdurend op de sofa, speurend naar gesprongen adertjes, bevende handen en alle tekenen van een dreigend nieuw infarct.

Hij heeft nu ook een tic: een klein spiertje in de hoek van zijn rechteroog trekt samen, zodat het lijkt of hij knipoogt. Maar wie Jos Devernier kent, weet dat deze man zelden knipoogt.

Zijn dieet (streng vet- en zoutarm) neemt hij op stipte tijden. Om 12 u exact moet zijn toast klaar zijn: lichtgeel, bros en warm.

 

Sinds een jaar gaat Liza af en toe op uitstap met de weduwe van het gelijkvloers.

Als ze Jos vertelt over deze ‘reisjes voor 65 plussers’ kijkt hij haar smalend aan : '65 plus’ doet hem aan het vetgehalte van kaas denken. Jos houdt niet van reizen. Zijn koffer zou vast

aan flarden gesneden worden door de douane, op zoek naar heroïne. Eten in een restaurant zou onvergeeflijk vet zijn, het schokken van de bus zou hem een onregelmatig hartritme bezorgen. Maar Liza geniet van de reisjes, ze kijkt ernaar uit als een kind naar Sinterklaas.  

Ook de 80 jarige weduwnaar van nummer acht reist mee, verrassend goed te been en knap in zijn gesteven pak. Het ontgaat Liza niet hoezeer de man telkens zijn best doet om een plaatsje naast haar aan tafel te bemachtigen. Hoe hij haar telkens verrast begroet, haar jas aanneemt en een stoel voor haar bijschuift. De goedmoedige ogen achter zijn kleine bril lachen uitnodigend. Hij spreekt haar naam eerbiedig en smaakvol uit, de klemtoon op de ‘z’.

'Of ze gehuwd is' vraagt hij haar op een keer. 'Ik ben alleen,' glimlacht ze breed. Ze schrikt van haar eigen antwoord. 'Noemt u mij maar Juul,' antwoordt hij. Ze proeft zijn naam voorzichtig in haar mond, om en om als een likeurbonbon. Haar wangen gloeien. Hij legt zijn brede handen zachtjes op haar schouder. De warmte blijft de hele avond in haar huid gegrift.

Op een koude winteravond, de keuken netjes opgeruimd, snuffelt Liza in de folder ‘Daguitstappen met de bus voor 65 plus’. Haar ogen schitteren. Gretig kleurt ze bolletjes naast haar keuzes. Met zijn kleine afkeurende ogen houdt Jos haar opmerkzaam in de gaten. Het is al de zevende keer in twee jaar tijd dat Liza een busreis maakt. Uitspattingen die hij niet langer kan dulden. Bovendien wordt Liza steeds meer vergeetachtig en nonchalant.

Jos draait zich naar haar toe. 'Het is welletjes geweest met die reizen. Je stopt ermee, vrouw.' Hij praat vlug, speeksel druipt op zijn kin. Het spiertje naast zijn oog trekt als bezeten.

Liza wordt spierwit. Hakkelt dat hij dit niet kan menen. Jos wordt paars. Dan herinnert hij zich de waarschuwing van de dokter dat hij zich vooral niet mag opwinden. Zijn gezicht en de discussie sluiten zich. Hij draait zich om naar de tv. 'Ik wil mijn thee,' zegt hij.

 

Er knapt iets in Liza's hoofd. Als bij een te strak gespannen vioolsnaar.

Er tekent zich een grimmige trek om haar mond. De hele avond staart ze naar het gefronste voorhoofd met de geoliede haarslierten, dat uitsteekt boven de krant.

De volgende weken verandert de uitdrukking van Liza ’s rozige gezicht. Het goedige en twijfelachtige maakt plaats voor een merkwaardige resoluutheid. Haar ogen schitteren, haar stem heeft een nieuwe, vastberaden klank.

Ze gaat steeds vaker op uitstap. ‘s Morgens staat ze vroeg op en zet een vetvrije maaltijd klaar voor Jos. ’s Avonds ligt ze als een dichtgeklapte strandstoel naast hem in bed.

Haar gedachten zijn bij Juul, bij de bloem in het knoopsgat van zijn vest, bij de tastende vinger op haar gezicht.

Jos probeert de uitspattingen van zijn vrouw tegen te houden. Vergeefs. Steeds vaker drukt hij op zijn borst om het onrustige jagen te kalmeren.

 

Twee maanden later, de lente hangt al in de lucht, krijgt Liza een brief. Ze herkent onmiddellijk het zorgvuldige handschrift. Ze haast zich naar de slaapkamer, weg van Jos, van zijn priemende blik. De slaapkamer is koud, maar Liza gloeit.

“Lieve Liza,

Mijn oude hart kan niet wachten om u weer te ontmoeten. Mijn leven zonder u was een passage tussen haakjes, een wachttijd in zwart-wit. Ik popel ernaar om de kleurenfilm van mijn leven eindelijk met u te beginnen.”

Er zit een grote vogel in haar lijf, een die alle kanten uit wil. Liza dwingt zichzelf tot stilzitten, tot rustig ademhalen. Met voorzichtige vingers steekt ze de brief terug in de envelop en verstopt hem onderin haar nachtkastje.

Enkele dagen later krijgt ze een uitnodiging van Juul. Hij wordt 80 jaar en hoopt dat hij zijn verjaardag samen met haar kan vieren. Haar ogen zijn vochtig en dromerig.

Ze pakt haar rieten boodschappenmand en roept naar de sofa: 'Ik ga naar de winkel. Ik blijf lang weg want ik moet ook het hondje van…'

'Wacht!' roept Jos verschrikt. Hij kijkt om zich heen of hij het nodige binnen handbereik heeft. Of Liza weer niets vergeten is, waardoor hij – alweer - hulpeloos aan zijn lot is overgelaten. Hij controleert zijn pillen, zijn zakdoeken, het flesje eau de cologne, de thermos kruidenthee. Hij kijkt na of zijn draagbare telefoon voldoende geladen is. Het kaartje met de telefoonnummer van de huisdokter en van het ziekenhuis zet hij goed leesbaar tegen zijn fles haarolie. Als hij zeker is dat alles op het tafeltje naast de sofa ligt, zucht hij: 'Ga maar.

Koop ook maagzout. En voor de derde keer, vrouw, koop rattenvergif. Ik hoor de muizen knagen.'

 

Buiten is het koud en guur. Liza voelt het niet. ‘Juul’ waait de wind rond haar knotje. ‘Juul’ stroomt het bloed in haar benen. In een chique dameszaak past ze een duur mantelpakje.

'Lichtblauw – precies de kleur van uw ogen,' moedigt de verkoopster haar aan. Liza lacht: haar toekomst is van het puurste blauw. Ze koopt alles wat ze nodig heeft, deze keer vergeet ze niets. Ze kiest make-up en parfum. In de delicatessenwinkel vraagt ze goede wijn en dure pralines. Ze gaat naar de kapper en zegt aan het meisje dat ze iets heel anders wil.

Een tikje buiten adem komt ze terug thuis. Met kleine kroezende krullen en met haar rieten mand afgeladen vol. Jos ziet haar, zijn ogen worden groot als schotels. Zijn beker kruidenthee valt om. Hij hapt naar woorden en naar lucht. Hij begint een uiteenzetting over zinloze uitspattingen. Zijn knokkels om de sofaleuning zien wit. Tenslotte zwijgt hij. Oorverdovend.

 

Liza trekt zich terug in de keuken. Ze bekijkt zichzelf af en toe goedkeurend in de spiegel en warmt neuriënd een vetarme maaltijd op voor Jos. Om 18 u stipt brengt ze het dienblad naar zijn sofa. Glimlachend kijkt ze toe hoe hij eet. Deze keer is ze niets, maar dan ook niets vergeten.

Als zijn bord leeg is, verschijnen er zweetdruppels op het witte voorhoofd van Jos. Zijn neusvleugels, van nature al breed, staan wijd open als bij een prairiepaard. Twee riviertjes stromen langs zijn vogelnekje naar de kraag van zijn donkergroene trui. Zijn armen klauwen doelloos in de lucht. 'Zet de verwarming lager, vrouw,' hijgt hij.

Ze doet wat hij vraagt. Drukt daarna een kus op één van zijn 30 haarslierten.

'Tot ziens,' fluistert ze. Zijn mond opent zich om te protesteren. Vergeefs.

 

Ze kijkt nog één keer in de spiegel. Met een zweem van parfum om zich heen stapt ze daarna in de lift. Zweeft glimlachend naar nummer acht.

 

 

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

10 nov 2014 · 11 keer gelezen · 0 keer geliket