Met zijn zevenen stonden we in voor het organiseren van de werkelijkheid. Daartoe hadden we een beige koffiethermos met gestileerde oranje blaadjes. Op een namaakhouten dienblad lagen pistolets met kaas waarvan de harde rand de ouderdom aangaf. Er waren zakjes suiker en melkpoeder, niet te verwarren met elkaar. Ze zaten in metalen kannen met twee oren, zodat we elkaar niet hoefden aan te raken bij het doorgeven. Aan de muur hing een poster van een lang vervlogen evenement. Vijf collega’s plus ikzelf zaten in twee rangen tegenover elkaar, enkel Dirk ontbrak nog. Onze herfstjassen ontdubbelden onze lichamen en vormden een tweede gezelschap aan onze rugleuningen. Ik haakte mijn voeten rond de metalen stoelpoten. Op tafel lag een blad met onze algemene doelstelling:
Organiseren van de werkelijkheid
‘Wie zal er beginnen?’ vroeg Peter. Zijn adamsappel had zich met de jaren duidelijker afgetekend en dirigeerde hem bij het praten. We wisten wie er zou beginnen. Birgit had net nog gekookt en instructies gegeven aan haar man om de avond met de kinderen in goede banen te leiden. Ondanks de avondfile veroorzaakt door een gekantelde oplegger, was ze op tijd in de vergaderzaal. Anna, die een paar jaar jonger was dan Birgit, hoorde het aan. Ze schommelde heen en weer op haar stoel en eindigde in een soort contrapunt, steunend op haar rechterbil en op haar linker-ellenboog, zodat ze haar lichaam even te slapen kon leggen terwijl haar geest wakker bleef. Haar uk van twee had het saboteren in de vingers, vertelde ze haast elke dag. De veel te luide speeltjes die haar ouders voor haar dochter hadden gekocht, bliepten nog na in haar hoofd. Op tafel lag een kopietje met de blanco keerzijde naar boven, dadelijk zou Birgit het omdraaien met de boodschap dat ze thuis al wat had nagedacht.
Naast Anna beet Lore in haar ongeschilde peer. Ze ging er prat op dat haar krullen nog nooit een kam gezien hadden. Haar nonchalance had iets onberispelijks, een kapper was uren zoet om haren in zulk een perfecte warhoop te leggen. Alles was wild en ging vanzelf bij Lore, wat haar erg aantrekkelijk maakte bij mannen. Collega Luc ervoer die sensualiteit als intimiderend, doch niet zo bedreigend als tunnels of het vliegtuig, dat hij niet kon nemen zonder ‘pammetje’. Lorazepam was zijn favoriet. Toch vroeg hij net aan Lore een blad papier, die er in één haal één uit haar schrift scheurde.
‘Asjeblieft!’, zei ze.
‘Dank u,’ mompelde Luc terwijl hij zijn balpen aan klikte.
De koffie verspreidde een muffe geur van aangebrand gruis in de kamer, een geur die me verzadigde zonder dat ik ooit koffie had gedronken. Anna klaagde over het gebrek aan parkeerplaats in de buurt, toen Birgit ons aanspoorde om er eens in te vliegen. ‘Stappen zal ook gaan’, knipoogde Lore naar Luc.
‘Met jullie goedkeuring licht ik mijn ideeën even toe voor de visietekst over de werkelijkheid,’ begon ze, ‘uit de mindmap die we vorige keer schetsten,…’
Net toen kwam Dirk binnen.
‘Pardon’, zij hij toen zijn rijzige gestalte tegen mijn rugleuning botste. Er vielen wat regendruppels in mijn nek.
‘Niet erg’, zei ik. Hij droeg zijn fietshelm nog en had reflecterende strips om zijn arm.
‘Excuses, ik zat op een andere vestiging. Fout genoteerd.’
‘Goed dat je er nu bent’, zei Birgit.
Hij ging op de enige vrije plaats zitten aan de kop van de tafel.
‘Ik heb op internet al eens naar visieteksten over de werkelijkheid gekeken’, zei hij, ‘Ik zie niet in wat daar nieuw aan is. Dat hebben we toch allemaal al eens bedacht, een paar jaar geleden?’
‘Sinds we gefusioneerd zijn, zijn er weer andere noden en behoeften, die nieuwe subdoelen en actieplannen impliceren.’ zei Birgit.
‘En moeten wij hier met ons zevenen wat over de werkelijkheid beslissen, terwijl andere teams ook een plan bedenken? Eigenlijk zou er toch gewoon één overkoepelend orgaan moeten zijn.’
‘Laten we voor vandaag even onze werkgroep voor ogen houden. Daarvoor zijn we hier samengekomen,’ antwoordde Birgit.
‘Bovendien blinken die teksten uit in wolligheid,’ ging Dirk verder, ‘Allerhande abstracte termen waar je om het even wat kan in zien en waar wij niks mee opschieten.’
‘Dirk, het moét nu eenmaal gebeuren. We moeten verder met de andere groep, we hebben procedures nodig waarin zowel zij als wij ons kunnen vinden.’ Aisha’s duidelijke stem was een gave in de protesten waar ze vaak aan deelnam. In kleine ruimtes klonk ze net iets te luid, maar iedereen wist dat dat niet persoonlijk bedoeld was. Ze droeg een vestje uit India, waar ze ooit een jaar had gewoond, en ze rook altijd licht naar kaneel.
‘Goed,’ ging Birgit verder, ‘dat brengt ons bij het hoofdpunt: ‘het bereiken van een gedragen en consistente visie over de werkelijkheid.’
‘Excuses’, zei Aisha, ‘waarom noemen we het eigenlijk ‘werkelijkheid’. Was er niet afgesproken dat we voor internationaler klinkende benamingen zouden gaan?’
‘Zoals ‘realiteit’’, suggereerde Anna terwijl ze gemorste koffie van de tafel depte met haar servet.
‘Exact’, zei Aisha, ‘door het met ’werkelijkheid’ aan te duiden, een woord dat geen wortels heeft in andere talen, lijken we onze actieradius te beperken.’
‘Ach’, zei Peter, ‘kunnen we niet beter een nieuw woord bedenken, als we dan toch voor iets compleet nieuws gaan.’
‘Oude wijn in nieuwe vaten’, herhaalde Dirk. ‘Alles is al bedacht.’
‘Vanuit jouw perspectief, misschien’, zei Aisha.
Luc vouwde het zilverpapier van zijn chocolaatje fijn tussen zijn vingers. Hoe meer de spanning steeg, hoe sneller hij met het papiertje schoof, als een krekel die zijn poot over zijn vleugels wreef.
‘Hoe moet die Esperanto-versie van de werkelijkheid dan wel klinken?’, zei Dirk smalend.
‘Misschien kunnen we een neologisme maken van het Chinese Xianshi en Vaastavikata in het Hindi,’ stelde Aisha voor.
‘Het wordt tijd dat er wat meer gelijkheid komt. Dat minderheden stilaan hun invloed hebben en krijgen,’ beaamde Lore.
‘Vaastakiksjanshi, dus,’ zei Peter, ’of Ksjanstavikata, dat bekt lekkerder.’ Hij probeerde beide varianten een paar keer uit. ‘Beslist, Ksjanstavikata is de winnaar.’
‘Laten we die kwestie van de naamgeving nu even rusten,’ stelde Birgit voor,’ en ons focussen op de wijze waarop we ons doel, een visie over de werkelijkheid…’
‘De Ksjanstavi…,’ zei Peter, terwijl Birgit en Aisha hem neerbliksemden met hun blik.
‘realiseren’, articuleerde Birgit duidelijk. ‘Hoe gaan we straks onze bevindingen overbrengen en een procesmatige ontwikkeling realiseren?’
‘Excuseer,’ onderbrak Lore, ‘kan je een ontwikkeling realiseren? Een ontwikkeling is niet altijd intentioneel, het kan ook een proces zijn dat je waarneemt, terwijl de term ‘realiseren’ dit toch fel tegenspreekt.’
‘Welke van de twee woorden wil je aanpassen, maken we van ‘ontwikkeling’ ‘vooruitgang’?’
‘Dat is dan weer erg ideologisch gekleurd’, zei Aisha,’ ‘voortgang’ is wat neutraler.’
‘een procesmatige voortgang realiseren, sjonge jonge, daarom krijg ik dus hoofdpijn van die vergaderingen.’, zei Dirk, ‘Luc, geef me de thermos nog eens.’
‘Ik verander het wel in de tekst’, zei Birgit, ‘kijken jullie ook nog eens naar de formulering van onze andere doelstellingen?’
Door de doelstellingen heen tekende ik de torens die achter de dakramen hun top lieten zien. Het plein piepte binnen via hun lange nekken. En de straten waar mensen enkel oog hadden voor hun paraplu, nu het al dagen regende. Uit de kijkgaten van de torens bulderde de lach van kinderen die beneden kwajongensstreken uithaalden. Hun moeder maande hen aan om verder te wandelen. Haar taal was niet van hier, wat ze zei kon iedereen begrijpen. Ze kruiste een man die vreselijk tekeer ging, waarschijnlijk via de telefoon, want ik hoorde geen gesprekspartner. Hij ergerde zich omdat de andere hem niet begreep: ‘Ik gaf ze mijn drie laatste loonfiches, hoor je, zoals ze hadden gevraagd, maar er waren vijf kandidaten met een hoger loon. Vijf, ja! En het was niet eens een mooi appartement, de deuren van de kasten hingen los, het waaide binnen. Je zegt niks, hoor je me nog? Zeg, luister je wel? Moet je echt afwassen terwijl ik met je bel?’ De stem van de man deemsterde weg.
‘Wat denk jij, Elke? Nog opmerkingen?’ vroeg Birgit.
‘Niks aan te merken,’ zei ik. ‘Alles lijkt me ok.’
Dirk grinnikte.
‘Dan moeten we enkel nog onze volgende afspraak vastleggen?’
‘Kan dat ditmaal wel binnen de werkuren?’ vroeg Anna.
‘Dat kan ik niet garanderen, Anna, de werkuren liggen bij iedereen anders.’
‘Maar mensen met kinderen kunnen toch voorrang krijgen?’
‘Ik heb ook kinderen,’ zei Dirk.
‘Jonge kinderen, bedoel ik, ‘zei Anna.
Geluidsgolven vleiden zich langs de gevels van de torens, die als een oortrompet de verhalen van de voetgangers tot in de kamer brachten. Maar waarom hoorden mijn collega’s niks van de vrouw die zei: ‘Ach, val ik te vaak ziek uit, dan krijg ik mijn seevier en wil ik een dag minder werken zonder uitkering te vragen, dan mag dat ook niet. Niet goed voor mijn pensioen, zeggen ze. Als dat hier zo verder gaat, haal ik mijn pensioen niet eens. Alsof ik niet liever op tafel wil dansen. Maar ik brokkel af, mijn ruggengraat schuurt en ge kunt mijn knieën horen piepen. Wist ge dat ik nog maar een meter vijfenvijftig groot ben, terwijl ik vroeger een meter zestig mat?’
De zon priemde door de wolken.
‘Past dat ook voor jou, Elke?’
Birgit had een datum gevonden voor de volgende bijeenkomst. Anna zweeg over haar kinderen, Lore over het uurrooster van de bus. Luc tikte met zijn voet op de grond als een stil eenmansorkest. Peter mijmerde, misschien wel over een volgend schilderij, dat hij met restjes lipstick vervaardigde.
‘Goed, ik mail jullie binnenkort het verslag, samen met onze eerste nieuwsbrief,’ zei Birgit. Sturen jullie dat ondertekend terug?’