Heer God, ik heb uw hart zo vaak bespuwd,
en telkens weer hebt Gij het stil verdragen.
mijn zielskreten waren immers niet gauw geluwd,
maar Gij bleef trouw, ondanks mijn vele klagen.
Gij hebt u in mijn hart genesteld,
als een hond, door mijn kreten verwond
Toch legde Gij, hoezeer door mij gekweld,
vurige kolen in mijn mond.
Is er aan dit alles een andere zijde,
zo vraagt de toekomst zich vaak af,
Zal vreugde ooit mijn pad weer durven leiden,
of draagt Gij mij alleen door smart en graf?
naar Samen van Jotie 't Hooft