De meisjes van Carlito
Hij heeft je gebruikt. Als een vaatdoek, zo heeft hij je gebruikt.
Annabelle wiegde heen en weer op haar brits in haar cel van de vrouwengevangenis te Gent. Ze zat er inmiddels drie maanden. Dansend was ze binnen gebracht met haar twee beste vriendinnen, twee van haar zusters zoals ze elkaar noemden op de boerderij: Merel en Sharon. Ze was ervan overtuigd geweest dat ze er amper een maand zou zitten voor de hel losbrak. Dat ze haar desnoods zouden komen bevrijden. Ze had gedacht onvervangbaar te zijn. Weken had ze op een roze wolk geleefd. Zelfs van de verhoringen kon ze zich amper iets herinneren, want ze had steeds in zichzelf zitten neuriën, alsof het allemaal niet over haar ging. Inmiddels danste Annabelle allang niet meer.
Ze was pas negentien geweest. En dreigde voor dertig jaar de cel in te gaan. Ze zou dan vijftig zijn wanneer ze vrijkwam, een heel leven verspild.
Haar enige zuster, haar echte zuster, diegene met wie ze een vagina gemeen had, had bij haar bezoek op haar ingepraat. Ze was de enige die het nog iets kon schelen wat er met haar gebeurde.
Haar ouders had ze nog niet gezien.
‘Hij gebruikte je, snap je dat dan niet?’ vroeg haar zuster, de wanhoop klonk door in haar stem. ‘Getuig tegen hem. Verspil je leven toch niet.’
Ook toen had ze heen en weer gewiegd, terwijl ze in zichzelf had zitten grijnzen en neuriën. Ze had zich een martelaar voor de zaak gevoeld: ‘Spring op van vreugde als men je vervolgt.’
Wat had ze van die man gehouden, en wat had ze vertrouwen in hem gehad. Ze was ervan overtuigd dat hij de wedergeboren messias was, en dat de eindtijd op handen was. Dat zij, al zijn meisjes, het gewoon in gang moesten zetten. En dat hadden ze allemaal gedaan. Bijna allemaal. Ellen had het niet gekund. Annabelle had het wel gekund, misschien was ze nog net iets ijveriger geweest dan de doorsnee.
Annabelle veegde opkomende tranen uit haar ogen en stak een sigaret aan. Ze rookte veel tegenwoordig. Veel meer was er hier toch niet te doen.
Annabelle leerde Carlito kennen op een chiro-fuif in het dorp. Zelf was ze geen lid van de chiro. Eigenlijk was Annabelle nergens lid van. Zij was het typisch soort meisje om misbruikt worden: onzeker, verlegen, en jong. Hoe volwassen je ook voelde, als zeventienjarige was je jong, een kind nog bijna.
Carlito was al bijna dertig geweest. Hij had zwart warrig haar en een bijzonder zware baard. Aantrekkelijk was hij eigenlijk niet. Toch had hij op één of andere manier Annabelle weten te charmeren. Als ze er later op terug dacht, dacht ze, dat het zijn ogen waren. Hij had heel donkere ogen, die erg diep in hun kassen lagen. Die duisternis accentueerde hij met zwarte make-up, zou ze later te weten komen.
Carlito ademde in alles hoe hij handelde mysterieus, en dat had Annabelle aangetrokken. Meer dan ze zichzelf in het begin toegaf. Dat hij meer dan tien jaar ouder dan haar was, kon haar bijna vanaf het eerste moment geen moer schelen.
Hij had een zeer intense, pikante geur, bijna zoals de kruiden die haar vader op de barbecue strooide in de zomer om het vlees meer smaak te geven. Later zou ze te weten komen dat het de geur van marihuana was.
Ook toen hij naar haar toe kwam had hij nog een klein stolpje van een joint in zijn hand. Hij nam een trek en boog zich naar haar toe terwijl hij de rook in haar aangezicht blies. ‘Ik heb van jou gedroomd,’ zei hij zacht in haar oor. Het was vreemd want hij hoefde helemaal geen moeite te doen om boven de muziek uit te komen, en toch nog zacht, bijna intrigerend, te klinken.
Ze giechelde als het bakvisje dat ze was.
Annabelle had nog nooit een vriendje gehad, laat staat dat ze ooit een andere man dan haar vader had gekust. Carlito’s baard prikkelde tegen haar wang.
‘Je bent prachtig zoals je bent. Ik zag ons samen een toekomst uitbouwen.’
De rook die hij steeds maar weer in haar gezicht blies, maakte haar een beetje high. Zijn kalme, intense stem hypnotiseerde haar.
Die avond ging ze met hem mee naar zijn boerderij, waar hij samen met acht andere meisjes woonde, maar dat had ze die avond niet geweten, ze had in ieder geval geen enkele van de andere meisjes gezien. Die avond had ze niet alleen voor het eerst een jongen gekust, maar ook voor het eerst een penis in haar vagina gevoeld. Ja, in het begin had het een beetje pijn gedaan, maar bijlange niet zoveel dat het onaangenaam was geweest.
‘Nu ben je van mij,’ zei hij toen hij zich bezweet van haar afrolde.
Glimlachend kuste ze zijn borst. Voor het eerst in haar leven voelde ze zich eindelijk iemand. Van iemand.
Het was niet Carlito die zich introduceerde in zijn vreemde gedachtegangen. Het waren de andere meisjes. De o zo opgewekte, in lange jurken gehulde, bijzonder jonge meisjes. Geen van hen was ouder dan twintig.
Annabelle voelde zich meteen tot hen aangetrokken. Hun opgewektheid, zelfs als ze nare klusjes deden, zoals het huis poetsen, of groenten in het tuintje plantten, alles deden ze terwijl ze aanstekelijke deuntjes neurieden. Al snel had Annabelle vriendschap met hen gesloten. Ze bleef ook steeds vaker op de boerderij slapen. Soms in het bed van Carlito, maar nog vaker in de kamer van de meisjes, waar ze tot een gat in de nacht praatten en giechelden. Het leek wel een zomerkamp.
Het was vreemd, maar Annabelle was niet jaloers toen ze erachter kwam dat alle meisjes het met Carlito deden. Dat kwam omdat als ze in zijn kamer was, zij de enige was die er voor hem toe leek te doen. Dan had hij alleen aandacht voor haar, dan zei hij precies de juiste woorden om haar nog feller verliefd op hem te maken. Maar ze was niet alleen verliefd op hem, ze was verliefd op heel de levensstijl. De vrijheid die de meisjes uitstraalden, de spelende manier waarop ze door het leven huppelden.
Op haar achttiende verjaardag was het dan ook de voor de hand liggende keuze dat ze haar koffers pakte en naar de boerderij verhuisde. Ze had het al weken op voorhand gepland. Ze wilde zich volledig onderwerpen aan Carlito, een echt meisje van hem worden.
‘Annabelle, je bent niet goed snik! Je bent helemaal gebrainwasht door die vent,’ riep haar zuster kwaad. Haar ouders stonden in de huiskamer te wenen.
‘Er is niets dan je kan doen om me van gedachten te doen veranderen, Elle. Ik hou van hem,’ zei ze kalm.
‘Maar dan moet je toch niet meteen bij hem intrekken? Je hebt nog zoveel tijd. En wat met je school?’
School… De keren dat ze er nog was geweest de laatste maanden, had ze zelden meer gedaan dan aan hem gedacht en zijn naam in haar schriftje gepend.
Haar moeder omhelsde haar wenend. ‘Wees geen vreemdeling, hé, je bent hier altijd weer welkom,’ snikte ze. Annabelle knikte beduusd glimlachend. Het deed haar pijn haar moeder zo te zien, want ze hield werkelijk van haar moeder. Het was immers de vrouw die haar gebaard had. Maar haar moeder zou het wel begrijpen, later, dat dit iets was dat ze moest doen.
Annabelle keek geen enkele keer om wanneer ze zich naast Carlito in de oude pickup-truck hees, haar koffer op haar schoot. Eindelijk zou haar leven beginnen.
Uitbundig omhelsde Merel haar wanneer ze toekwamen op de boerderij. Irene nam haar koffer van haar aan.
‘Nu ben je echt één van ons,’ zei Merel.
‘Ze is altijd van mij geweest,’ antwoordde Carlito in Annabelles plaats, met die zo typerende kalme, zachte stem van hem. ‘Ik ben blij dat je er bent, Annabelle.’
‘Laten we het vieren!’ riep Merel uit.
Carlito sputterde niet tegen, en even later zaten ze allemaal in de huiskamer met pils en marihuana. High liet Annabelle haar hoofd rusten tegen de schouder van Carlito, die zachtjes zijn arm om haar heen sloeg. Hij kuste haar op het voorhoofd.
Ze tilde haar zwaar hoofd op zodat ze hem in de ogen kon kijken. ‘Ik hou van je,’ zei ze zacht, zo zacht dat niemand het eigenlijk horen kon.
‘Alles komt goed, schatje, alles komt goed,’ zei Carlito, en blies de rook uit zijn mond in haar gezicht, die ze diep inhaleerde. Hij kuste haar innig.
Ze kende het leven inmiddels op de boerderij, maar toch was het nog heel anders als je er woonde. Eigenlijk waren de dagen vrij gestructureerd. ‘s Morgens om 9 uur stonden de meisjes op en ontbeten ze samen, zonder Carlito weliswaar. Carlito werkte ‘s morgens van 7 uur tot 13 uur in een garage in het dorp als Mechaniciën. ‘s Morgens was dan ook voor de meisjes de periode waar ze huishoudelijk werk deden. Annabelle vond het niet vervelend. Carlito betaalde alles: hun eten, hun marihuana, hun drank… Dus vond ze het maar fair dat ze ook haar steentje bijdroeg. En de meisjes maakten het echt aangenaam. Dan neurieden ze liedjes, giechelden ze, speelden met water. Het leek alsof niemand ouder werd dan zestien. Nog kinderen eigenlijk.
Na de middag, wanneer Carlito terug was, spendeerden ze de meeste tijd met te luisteren naar hem. Dan zaten ze in de huiskamer. Zachte psychedelische muziek op de achtergrond, een joint die rondging en een pilsje in de hand.
Dan vertelde hij over de tijd die ging komen. De tijd van de uitverkorenen.
‘Het wordt een prachtige tijd. Jullie zijn de uiverkorenen, mijn schatjes. Hier zal het beginnen, op deze boerderij. Besladny!’ Het was een woord die ze veel hoorden. Elke middag herhaalde hij het. Nooit kwam Annabelle te weten wat het eigenlijk betekende, maar het had zo’n hypnotiserende kracht dat ze ‘s nachts er soms van droomde hoe hij het in haar gezicht fluisterde.
‘Besladny,’ zuchtten de meisjes allemaal tezamen, alsof ze wisten wat het betekende.
Hij glimlachte.
‘Jullie zijn de pracht van de nieuwe wereld. Laat mij jullie leider zijn! Ik heb alleen het beste met jullie voor. Jullie wacht zo’n mooie toekomst. Jullie zullen leiders van een hele generatie worden.’
‘Besladny,’ fluisterden ze opnieuw. Ze giechelden.
Die avond, toen ze in bed lagen, spraken ze er nog over. Ze waren bijzonder high, maar te opgewonden om te slapen.
Besladny werd een modewoord op de boerderij. Bijna elke middag kwam het naar voren. Terwijl ze stoned of dronken, of allebei, waren, zou hij het hen influisteren. Zou hij vertellen hoe waardevol ze waren en welke sleutelrol ze zouden spelen bij Besladny. Vaak bedreef hij daarna de liefde met hen. Soms met één, vaker met meerdere tegelijk.
Ze waren één grote familie, en Annabelle voelde zich volkomen op haar gemak bij de andere meisjes en bij Carlito. Het was thuis. En als ze alleen was met Carlito dan behandelde hij haar als een prinses, alsof zij de enige was die er toe deed, alsof ze niet alle negen uitverkoren waren, maar alleen zij, of dat zij de leider van de uitverkorenen was, de vrouw van de messias.
De boerderij was het equivalent van de tuin van Eden, vond Annabelle. Ze aten hun zelfgemaakte groenten, speelden spelletjes, liepen vrij rond in ruime gewaden of zelfs naakt, vrijden, en dronken en blowden dat het een lieve lust was. Elke middag was ze samen met de anderen stoned en dronken. Veel had de jonge Annabelle daar niet voor nodig. Meestal nam ze enkele trekken van een joint en dronk vijf pilsjes of twee tequila-shotjes voordat ze zich prettig voelde. Zo noemde ze de staat waarin ze elke middag verkeerde: prettig voelen. Om eerlijk te zijn moest ze bekennen dat ze niet zo gek was op de smaak van marihuana of bier, daarom was ze blij dat ze niet zoveel nodig had.
De grimmigheid op de boerderij kwam er niet plotsklaps. Alsof ze de ene middag nog spelend in de huiskamer doorbrachten terwijl ze luisterden naar de woorden van Carlito en de andere middag vreselijk bang van hem werden en bijzonder nuchter waren.
Nuchter waren ze nooit. Maar Carlito’s preken werden steeds vuriger en gewelddadiger. Soms schreeuwde hij het uit, hij begon nog erger dan gewoonlijk de wereld waarin ze leefden uit te schelden. Hen te vertellen hoe ze de wereld moesten laten zien wie de baas was.
Intussen was de boerderij ook in het oog gekomen van de politie en de buurt. De meesten vonden het maar vreemd, en man met negen meisjes die amper meerderjarig waren en nooit buiten kwamen. Dus systematisch kwam de politie op bezoek om te kijken wat er gaande was, of omdat ze een klacht van één van de buurtbewoners hadden gehad.
Annabelle haatte de dagen dat de politie over de vloer kwam. Carlito was dan helemaal niet te genieten. Dan schold hij soms tegen hen, dat ze teveel de aandacht van de buurt opslorpten, dat ze zich normaler moesten gedragen. Dat hij zou vertrekken en ergens anders opnieuw zou beginnen. Als ze dan ‘s avonds op zijn kamer werd uitgenodigd, gaf hij haar opnieuw het gevoel die prinses te zijn, en kon ze hem alles vergeven. Op dat moment werd ze weer even verliefd op hem als ze dat was geweest heel in het begin.
Op een dag zei hij, midden in een gesprek in de huiskamer, terwijl de meisjes giechelend rookten en dronken: ‘Jullie houden niet echt van mij.’
Het werd stil in de huiskamer. De meisjes keken hem allemaal verdwaasd aan. Sommigen leken hem te willen tegenspreken, maar durfden niet. ‘Jullie houden van jullie leventje hier. Dat jullie lekker high en dronken kunnen worden zonder gevolgen, zonder verantwoordelijkheid.’
Tirza begon te huilen, heel stil, eigenlijk amper hoorbaar.
‘Jullie houden van het feit dat jullie uitverkoren zijn, maar willen er niets voor doen.’
Annabelle knielde voor hem neer en keek hem doordringend aan terwijl ze zijn dijen, daarna zijn benen en uiteindelijk zijn voeten kuste. ‘Ik zou alles voor jou doen.’
De andere meisjes knikten en mompelden instemmend.
Hij keek op Annabelle neer met een vage glimlach rond zijn lippen. ‘Zou je je leven opgeven voor mij? Zou je zelfmoord plegen voor mij?’
Annabelle, bijna door het rode heen, en bijzonder onder de invloed van drugs en drank, sprong op en rende naar de keuken. Even later kwam ze terug met één van de steakmessen die ze in een lade had gevonden.
Ostentatief zette ze het mes tegen haar pols. ‘Je moet het maar zeggen, Carlito, en ik doe het.’ Ook zij weende nu.
Of ze werkelijk zelfmoord voor hem zou hebben gepleegd, zou ze later betwijfelen, maar ze waren allemaal in die tijd tot zoveel in staat.
‘Doe het!’ schreeuwde Illiana. ‘Doe het!’ Illiana stond op en ging wijdbeens voor Annabelle staan. Annabelle drukte het mes zo hard tegen haar pols dat het wat begon te bloeden. Illiana schreeuwde het uit bij het zien van het bloed.
Vaag glimlachend stapte Carlito naar haar toe en begon haar uitbundig en nat op de lippen te kussen.
‘Besladny vraagt niet jouw leven, maar dat van een ander,’ zei hij tussen twee kussen door, heel zacht in haar oor, zijn baarde kriebelde op haar wang.
Vanaf dan begon het.
Carlito had drie families uitgekozen uit het dorp. Eén familie waren de ouders van één van de meisjes, de twee andere families waren wildvreemden. Allen families die hem het leven zuur maakten, zou Annabelle later in de gevangenis te weten komen.
De preken stopten, maar high werden ze nog wel elke middag. Het plannen ging vaak door tot laat op de avond.
Er moest veel bloed vloeien volgens Carlito. Ze zouden het ‘s nachts doen, wanneer hun slachtoffers sliepen.
Carlito deelde de meisjes in groepjes van drie. Ellen, Annabelle en Merel zouden de ouders van Merel vermoorden. Carlito legde hun exact uit hoe ze het moesten doen. Het moest vooral bloederig zijn, dus vuurwapens waren uit de boze. Met messen moest het gebeuren. Met hun eigen messen, dat was symbolischer volgens Carlito.
‘Dan worden ze door hun eigen wapens vermoord.’ Hij lachte schel.
Of het van de zenuwen of de angst was, wie zou het zeggen, maar de meisjes konden niet anders dan hem volgen in zijn lachen.
Toen ze die nacht in hun kamer in het duister lagen, nog high van de joints, vroeg Annabelle aan Merel: ‘Ga je het kunnen? Het zijn tenslotte je ouders.’
‘Zij zijn beesten,’ fluisterde Merel zacht. ‘Ze doen niets anders dan ons het leven zuur maken. Ze kunnen het niet verkroppen dat ik gelukkig ben.’
De volgende avond kwam Carlito pas laat terug naar de boerderij. Hij had een hond mee. Een puppy nog. Waar hij het vandaan gehaald had, wisten de meisjes niet.
Terwijl hij de eerste joint van die avond opstak liet hij het diertje samen met de joint rondgaan, van hand tot hand.
‘O, zo schattig,’ riep Merel uit. Ze kuste het beestje op zijn snoetje dat heel zacht kreunde bij de aanraking.
Toen het terug bij hem was gekomen, plaatste hij het dier op de tafel. Het sloeg met zijn kwispelende staart enkele lege flesjes bier omver, en keek verwachtingsvol de groep rond.
Carlito verdween even in de keuken en kwam terug met negen steakmessen. Plechtig overhandigde hij aan elk meisje een mes.
Verdwaasd keken ze van het mes, naar Carlito, naar het hondje.
Carlito zette zich terug op zijn vaste plaats en nam de joint van Ellen over.
‘Nu is het aan jullie.’
Hij knikte naar het hondje.
Er was een korte aarzeling maar toen stoof als eerste Merel op het hondje af. De andere meisjes lieten zich niet onbetuigd. Ze wisten dat als ze nu faalden, ze altijd zouden falen. Met zijn negen stormden ze op het beestje af, die eerst nog een angstige kreet van verbazing uitsloeg, maar algauw jankte van angst en pijn.
‘Ja, dood het! Dood het! Vermoord het!’ schreeuwde Carlito die toekeek hoe het dier van bloed en leven werd beroofd.
Wanneer er geen beweging meer in het diertje zat, gingen de meisjes één voor één terug naar hun plaats, het bloedige mes slap in hun handen. Op hun mooie gezichtjes en lange blauwe kleedjes waren spatten bloed zichtbaar.
Carlito applaudisseerde. ‘Goed zo. Jullie zijn er klaar voor. Doe jullie schoenen aan, het is tijd.’
Merel en Annabelle zongen liedjes terwijl ze over de donkere straten dwaalden. Ellen zong niet mee. Ze hielden elkaars handen vast en huppelden als tieners die naar een dorpsfeest gingen.
Bij het huis aangekomen maande Merel hen tot stilte. Ze kon zelf amper haar giechelen inhouden.
Het zou een gemakkelijke klus worden. Merel had immers nog een sleutel van haar ouderlijk huis.
Het was vanzelfsprekend dat Merel hier de leiding nam. Ze leidde de meisjes naar de keuken waar ze het licht aanklikte en hen elk een mes uit het blok gaf die op het aanrecht stond.
Merel glimlachte gelukzalig. Annabelles benen trilden van anticipatie. Angst had ze niet. Het leek zo natuurlijk om dit te doen. Wat zou Carlito straks trots op haar zijn.
Annabelle en Ellen volgden Merel naar boven. Ze giechelden wanneer Merel de deur van slaapkamer van haar ouders opentrok, als kleine meisjes die een deugnietenstreek gingen uithalen.
‘Wat… Is dat jij Merel?’ vroeg haar moeder slaperig, waarschijnlijk wakker geworden door het geluid van de giechelende meisjes.
‘Ja, mama, ik ben het,’ zei ze lieftallig, meer een meisje van tien dan een meisje van twintig.
Haar moeder zuchtte, opgelucht leek het wel. Maar niet voor lang; Annabelle en Merel liepen op het bed toe, het mes zo krampachtig in hun handen dat Annabelle krampen in haar vingers kreeg. Ook Merels vader was inmiddels wakker geworden, maar was niet opgewassen tegen de bloeddorst van de meisjes.
Lachend kerfden ze in het vlees. Het vlees was net zo zacht als dat van het hondje. Ze lachten nog harder wanneer de moeder van Merel gilde. De vader probeerde hen tegen te houden met zijn brute kracht, maar het mes ging zo gemakkelijk door zijn vingers, zijn handpalmen, uiteindelijk zijn buik, zijn hals. Wanneer ze ophielden, bleef er een hoopje bebloede massa over waarvan nog amper te zien was dat het ooit mensen waren geweest.
Giechelend dompelde Annabelle haar rechterhand in het bloed en begon boven het bed in bloedige letters die afdropen, het woord Blesladny te tekenen.
Een kwartier later stonden ze van voor het bed hun kunstwerk te bezichtigen. Een bloedig woord boven een bloedig bed. Heel de tijd had Ellen in het deurportaal gestaan, zacht snikkend.
‘Blesladny,’ fluisterden de twee andere meisjes en moesten weer giechelen.
‘Wat ben jij toch een schijtlaars, Ellen,’ verzuchtte Merel wanneer ze de kamer uitliepen om terug naar huis te gaan.
Lang duurde het niet voor de politie op het spoor van de daders kwam. Met groot vertoon stormden ze op een woensdagmorgen de boerderij binnen, maar Carlito had het aan zien komen en had al de benen genomen.
De meisjes, en Annabelle voorop, waren ervan overtuigd geweest dat hij de volgende stap in het proces van Blesladny aan het voorbereiden was. Bang waren ze niet toen ze opgepakt werden. Ze vonden het meer een spelletje dan iets anders.
Maar nu was Carlito opgepakt. Drie maanden had hij nog van de vrijheid kunnen genieten, terwijl zij opgesloten zaten. De climax waar Annabelle zo naar uitkeek, was een anti-climax geworden. Hij had hen allen aan de schandpaal genageld.
‘Hij zegt dat hij er niets mee te maken had. Dat hij al weg was wanneer jullie de feiten pleegden,’ had de rechercheur haar gezegd. ‘Hij noemt jullie, en ik citeer: ‘Gekke wijven’.’
Pas dan had ze voor het eerst gestopt met neuriën en was de glimlach op haar lippen getalmd.