Ik ontrafel draden uit de wolken
om ze in mistige momenten rond de nek
van klaaglijk huilende honden te hangen
Ze blaffen schel door de maneschijn
Ik ontsluier in ronkende en kolkende zinnen
het stuwen van de woeste golven die over
het gelaten strand schuren en rollen
Telkens weer op en neer en heen en weer
springen ze over het schuimend en klotsend water
De getijden hebben de viervoeters voorgoed verslagen
Ze liggen na te hijgen voor het sprokkelhout
ingehaald door het ruisen en de waterslagen
Ze hebben hun laatste poten in het laagste water gestoken
Het water was nog warm
Ze schudden hun vel droog
Ze hebben het koud nu
Ze vluchten in de richting van de wolken
ontdoen zich rillend van de draden
Ze leggen de verzen van november neer