Een winter van water.
De lente komt later.
Het snotteren, het snuiten.
De mist. In het hoofd en daarbuiten.
Een winter als een koude herfst.
Waarin alles langzaam sterft.
Tot niets meer dood kan gaan.
Een traan van de maan en de zwaan.
Allen wachten op beter, wachten op dan.
Uitzien tot de natuur weer kan.
Ontwaken en bloeien.
Verschijnen, stoeien en groeien.
Alsof de vaak en slaap nooit ophielden.
En de dood allen verzielden.
Ze proefden de kou als metaal in de mond.
Ze aten kalkoen, zich dik en heel rond.
Ze verdreven het donker, het zwart en de nacht.
Tot de ooievaar de jonker en lente weer bracht.
https://autismestorm.home.blog