Ik moet hier weg. Toen ze nog leefde, kreeg moeder de volle lading van haar echtgenoot. Heeft ze ooit echt genoten van die bullebak? Door de manier waarop hij nu tegen mij tekeer gaat, betwijfel ik of hij wel mijn vader is. Partner- en huisgeweld lijken wel hand in hand te gaan met armoede. Wie niets bezit, hoeft niet veel in te pakken. Met wat kledij uit de kringloopwinkel, mijn dagboek en een foto van mama in mijn rugzak, trek ik de deur van mijn thuis achter mij dicht. De bullebak zal mij niet missen.
Er wacht mij eerst een voettocht door het bos. In de zomer ga ik er graag wandelen, ‘s winters is vooral het deel met de dichtbegroeide naaldbomen eng. Het is ijzig koud, doch wie tot zijn achttiende nooit een warm nest heeft gekend, kan tegen een stootje. Het dichte sparrenbos waar ik benauwd voor was, valt mee. Het is er windstil en de opeengehoopte naalden op de grond vormen een dik tapijt. Ik zet mij met de rug tegen een boom en eet de homp brood die ik vanmorgen meeritste.
Boven mijn hoofd rits het ook. Sneeuwvlokken dwarrelen uit de boom. Twee pluimstaarteekhoorns staren mij aan. Droom ik of praten die twee met elkaar?
“Vraag jij het maar.”
“Neen, jij bent de oudste. Jij moet het vragen, maar doe het wel keurig.”
In een wip staan beide diertjes voor mij.
“Meisje, juffrouw of mevrouw, dat is Pip en ik ben Pep. Wij heten u hartelijk welkom.”
Ik weet niet wat ik mij hier moet bij voorstellen. Was ik in slaap gevallen?
“Jullie kunnen praten?”
“Ja, maar enkel andere dieren en bijzondere mensen verstaan ons.”
“Ben ik dan bijzonder?” vraag ik met een grimas die Pip en Pep heel hard aan het lachten brengt.
“Dat zullen wij meteen merken”, zegt Pip. “Mogen wij elk een stukje van dat lekkere hapje dat u in uw handen heeft?”
“Jullie mogen mij tutoyeren, hoor. Dit is slechts een droog stuk brood.”
“Wat is tutoyeren, Pip?”
“Weet ik veel, Pep, maar dat droog stukje ziet er best lekker uit.”
Ik leg uit wat tutoyeren betekent en geef hen een brokje dat ze gretig opknabbelen.
Pep neemt terug het woord.
“Weet u, ik bedoel jij, dat de mensen die bereid zijn iets te delen met een ander ook de taal van de dieren verstaan?”
Ik geef toe dat ik het nooit eerder heb ervaren.
“Dat komt,” zegt Pip “omdat dit geen gewoon bos is, maar een sprookjesbos. Hier kan iemand als jij met alle dieren praten.”
“Las jij vroeger sprookjes?” vraagt Pep.
“Wij hadden geen geld om boeken te kopen.” Ik toon hen de foto van mijn mama. “Voor het slapengaan vertelde ze mij verhaaltjes, zo uit het hoofd.”
“In dit bos staat het huisje te verkommeren dat ooit dienst deed in allerlei sprookjes. Als je daar wilt wonen zullen alle dieren je helpen om het op te knappen.”
Dit is een aanbod, dat ik niet kan weigeren …