Toen mijn denken nog niet versplinterd was
trapte men me op het hart
dat liefde minder universeel is
dan het zou moeten
Ik begon te sukkelen met klodders
die mijn hart soms roder
deden schijnen
Het gegniffel en de siddering
bij haar eerste strelingen
deden naar meer verlangen
Een stil stemmetje in mij
maakte dat ik oorverdovend
mijn lichte dagen door huppelde
De stennis in mijn lijf liet me
schudden en beven
Een zachte bolster die de kamer binnen rolde
ligt nu in een grabbelton
waar ik mijn jeugd heb begraven
met de gedachte aan een pas bevallen moeder
bij de aanblik van haar baby