in mijn dorp steekt een man
een hond dood.
het beest heeft geen kwaad in zich,
doet niets om bang voor te zijn.
hij loopt speels en lief
naar de man toe, zwaait
met zijn staart,
houdt de snuit koel.
blaft eens stoer:
hé jij daar.
maar het mes is scherp,
gaat recht naar het hart.
in geen tijd
druipt het bloed, zo snel,
nog meer dan de hoop
op het spel,
op de tak die hij denkt dat hij werpt.