i. eenzitter
het monotone gezang van jouw 1000 woorden
zet geen zoden aan de dijk
verspilt jouw kreet om aandacht
behoeft nihil te zijn
een nietsvermoedend leger trekt voorbij met monstrueus gedraaf
heelt zich in de zonde ‘wij volgen dociel’
en jij, aan de kant van jouw weg, staat daar
met een gesluierde megafoon
om er ontroostbaar flets te zijn
ii. eenzitter
praten om mezelf te verlaten
spekt trefzeker het verlangen
waar mijn woorden naar reiken
- Jezus, wat zit ik hier te zeiken!
‘met wat humor hinnik jij je er wel door’
zegt mijn alter ego me aanstonds voor
ik grijns naar mijn ‘Sonneprag 14°’
,zucht,
zink trillend verder in
dit
aanslibbend
poëma;
iii. eenzitter
stil stilerend strijdend om mijn bestaan
vergaan verworden neerhalend
het transparante gordijn mijner zijn
wat blijft is de singelaar
single-aar
et singulare tantum:
wrok haat liefde
simsalabim bevredigt loos
mijn stiltestad
mijn stiltestad
die sluimert in mijn mini-egobad
uit eenzitter - zie ook eenzitter iiii