Dirk: een mens en een vierletterwoord
Dirk woont twee hoog in een lelijk en grijs appartementsgebouw, zonder enig gezelschap, zonder lift. Hij bezit zelfs geen huisdier dat op enige wijze zijn aangeboren ootmoedigheid kan beconcurreren: Dirk kan zich immers niet voorstellen een dominante daad te stellen. Dit onoverkomelijke feit vormt het barre fundament van zijn bestaan.
Dirk is een dooddoener en dat is zijn alibi, te pas en te onpas gebruikt. Dit idee heeft zich diep in zijn geest verankerd sinds de dag dat de enige vrouw in zijn leven hem hiervan overtuigde en hem zo degradeerde tot wat hij nu is geworden; zodanig zelfs dat Dirks' enige wederopstanding bestaat uit een eerloze erectie, elke ochtend neergeslagen door een mechanische masturbatiesessie. Van de weeromstuit stapt Dirk in de douche, vervloekt de wisselvalligheid van de temperatuur van het water en laat gelaten de harde straal op zijn hoofd neerkomen. Hierna droogt hij zich met een versleten handdoek bruut en onzorgvuldig af. Vervolgens kleedt hij zich onwillekeurig aan want 'kleren maken de man, maar… ik ben er geen', zijn variant van dit zijns inziens verachtelijke spreekwoord. Dan neemt hij gelaten een tas koffie en sigaret tot zich. Tot slot sleept Dirk zich naar zijn werk, aangespoord door de trouwe maar walgelijke macht der gewoonte.
Zijn werk bestaat uit getallen en uitkomsten die hij gevoelloos verwerkt, op een dezelfde stoïcijnse wijze als waarop hij het voortschrijden van zijn levensdagen doorstaat. Zijn motivatie om te gaan werken voedt zich door het dwangmatige instinct om te overleven en het gegeven dat hij niet in aanmerking komt voor enige uitkering. 'Ik móet wel werken en dat is waarlijk een afstotelijk besef!' zoals Dirk het samenvat. Aldus verdient hij op deze wijze een braaf bedrag dat maandelijks op zijn even zo brave rekening gestort wordt, welke Dirk gebruikt om enkele van zijn bezigheden te bekostigen zoals het beluisteren van obscure muziek en het doorworstelen van oorlogsliteratuur. Verder heeft Dirk een sterk onderdrukte voorkeur voor oorlogsfilms, een erfenis van zijn militaire en dus eenvoudige vader. Niet dat Dirk enige moorddadigheid ambieert: dat is teveel gevraagd daar hij vastgeroest is in de hardvochtige evenwichtsoefening al dan niet te blijven leven. Trouwens, zoals Dirk steeds voor ogen houdt, 'Waarom kiezen voor het leven als je die keuze toch al nooit hebt kunnen maken?' Een vaststelling waarover hij nooit nadenkt omdat hij filosofie beschouwt als 'de meest onvoltooide vorm van het imperfectum' en er bijgevolg geen heil in ziet. Bovendien verafschuwt Dirk humor: hij lacht er niet om en hij zal er ook nooit om lachen.
De vrouw in zijn leven sprak hij als kind aan met 'Mama! Ja… Mama…'. Deze zin prevelde hij tot voor kort nog somtijds, in diminuendo, met een lange pauze na de positieve term waardoor de laatste mama nog nauwelijks hoorbaar is, alsof hij zich schaamde dit uit te spreken. Dat doet hij ook. Trouwens, zoals Dirk stelt, is het aanspreken van de moeder een 'opportunistische handeling'. De kern van waarheid in deze gedachte is platvloers, is ruw, maar reëel. Inmiddels spreekt hij niet meer over zijn moeder.
En zijn moeder heeft nooit over hem gesproken, zelfs niet tot hem. In de loop der jaren, naarmate Dirk vooral fysiek groeide, werd hij ten opzichte van zijn moeder, in een nagenoeg perfecte verhouding, steeds kleiner. Dit bleek een mannelijke gezinskwaal te zijn, naar het voorbeeld van zijn vader. Deze man vereist weinig toelichting daar hij niet in de geringste mate over diepgang beschikte. Dirks' mannelijke schepper is onderhand gevisiteerd door een andere schepper. Hij is schuldig bevonden – het verdict luidde buitensporige militarisering – en werd veroordeeld tot de eeuwige slaap middels een hartaanval. Deze functionele gebeurtenis vond plaats tijdens het bekijken van een inferieure oorlogsfilm: literatuur lag niet wérkelijk in diens aard, conformisme des te meer. Hij was hoe dan ook al dood kapitaal. En het schamele familiegoed zal in elk geval niet vermeerderen via Dirk en tenslotte uitsterven. Behalve als er een mirakel plaatsvindt! Weinig waarschijnlijk voor een zoveelste natuurwonder als Dirk. Hij ís wel een waar natuurwonder want hij is een mens. En toch banaal.
Dirk heeft een weerkerende droom waarin telkens slechts één ding verandert. Hij kijkt naar de repetitie van een toneelstuk. Het stuk lijkt steeds te eindigen, nietszeggende scènes herhalen zich, en toch lijkt het stuk pas te beginnen. Het decor baadt in helder licht en Dirk wordt bijna geheel verblind. Hij kijkt toe vanaf het schellinkje en houdt zijn handen voor zijn ogen, durft niet te kijken, maar doet het toch, telkens opnieuw. Precies op dat moment vertoont de droom zich keer op keer in een andere gedaante. Enkele personages verschijnen op de bühne, allen getooid in kleurrijke gewaden. Ze zingen een kinderlijk aandoend volksdeuntje dat almaar schrikwekkender gaat klinken. Ze zingen luider en luider, het is oorverdovend, Dirk wenst vurig dat het stopt en zijn wens lijkt uit te komen: plots valt er een doodse stilte! Eén van de personages treedt naar voren en schreeuwt een onverstaanbaar woord. Met pijnlijke ogen kijkt Dirk in de richting van het podium, hij wil het woord opnieuw horen, schreeuwt hier ook vragend om, maar Dirk ontwaakt, met tranende ogen en zijn handen in vuisten gebald, telkens weer.
Hij is er zich pijnlijk van bewust dat hij het woord tijdens zijn ontwaken zal vergeten. Telkenmale beseft hij dat het woord verschilt van alle voorafgaande woorden die hij reeds hoorde in deze droom. Telkenmale voelt Dirk zich in het geheel onbevredigd. Dit kleine detail achtervolgt hem al jaren, wordt steeds meer uitvergroot, en, hij voelt er zich verpletterd door. En hij denkt: 'Mijn naam is Dirk. Ik ben een mens en een vierletterwoord.'