Haar eerste stapjes zet mijn dochter in het bejaardentehuis.
We zijn op bezoek bij mijn groottante.
Twintig jaar later valt mijn dagboek open op die mijlpaal.
De letters trekken zich op aan de lijnen,
mijn dochter aan de spijl van het bed.
Ze zet het op een lopen:
Eerst van het nachtkastje naar de muur.
Dan van de muur naar het bed.
Vervolgens van het bed naar de deur.
De wereld wordt steeds groter,
De kamer te klein.
We gaan even naar buiten.
Mijn dochter loopt door de lange, donkere gang,
Ik loop achter haar aan.
Haar blonde kopje
zwiept als een vuurtoren
heen en weer.
Als we terug zijn op de kamer zegt mijn groottante
zwakjes
‘Wat knap!’
Ze kan niet meer in haar handen klappen.
Maar haar ogen schitteren
Een week later sterft ze.
Ik zie haar trots naar mijn dochter kijken:
‘Wat knap!’
Ik draai de bladzijde om.
‘Ze is in de hemel,’ lees ik.