Isao Yamamoto maakt sushi in de supermarkt. Hij staat er te kijk achter een toonbank tegenover de visafdeling. Het zijn in feite vier kleine toonbanken die een eilandje van een vierkante meter omsluiten. Isao Yamamoto staat er middenin. De mensen kunnen hem bezichtigen terwijl hij sushi maakt. Als een zeldzaam dier in de dierentuin. Het dier legt nori op een matje, dan rijst, avocado, komkommer, zalm, een streepje wasabi en hij rolt een sushi-rol. Het moet nog even opstijven, het gaat het koelvak in. Zijn scherpe mes snijdt een andere rol in schijven. Hij schikt ze in een plastic doosje. Aan zijn behendige handen blijft geen rijstkorrel plakken. De wasabi perst er niet tussenuit als hij de rollen aandrukt. Het gaat een super sushi-dag worden want het is vrijdag. Op vrijdag gaan de mensen uit. Er komen vrienden, er is geen tijd, er is wel de supermarkt met sushi Yamamoto. Als er veel plastic doosjes verkocht worden, dan krijgt Isao meer geld. Isao werkt nauwkeurig. Niet snel maar gestaag. Tussendoor de groenten schillen, in reepjes snijden, de vis fileren voor sashimi. En dan is er ook nog de sesam die hij gelijkmatig over de rijst strooit die hij in zijn handpalm tot perfecte pakjes heeft gevormd. Ze zijn allemaal precies gelijk. Vandaag is er geen daikon, hoort Isao. Maar wel andere dingen genoeg, dus, of hij nog avocado’s nodig heeft, wil de westerling weten. Het hoofd van de groenten en fruit heeft haast. Wat is het doel van zijn strenge stem? De westerling is altijd nors. Isao Yamamoto is vriendelijk. Hij knikt, hij zegt: “één avocado en één …”, hij lacht, hij knikt. “Eén…” Hij lacht. “Eén komkommer.” Hij kan dit woord maar niet onthouden. Isao blijft lachen, ook wanneer de westerling weg is. En als het hoofd terugkeert met één doos avocado’s en één doos komkommers, dan lacht Isao nog altijd. Maar in zijn hara, het centrum van zijn lichaam, voelt hij boosheid, verdriet en minachting.
Daar verder, bij de zuivel staat een vrouw naar hem te kijken. Ze doet alsof ze yoghurt kiest. Isao heeft haar gezien, maar hij heeft haar niet aangekeken. Hij weet wat ze denkt. In gedachten plukt ze Isao Yamamoto uit zijn sushi-eiland en plaatst hem aan de voet van een berg, bij voorkeur Fujiyama. Of bij een oeverloos blauw meer waar de zon in reflecteert. Onder een acer japonicum. Boven zijn bento-box. In een dojo, op een mat, bij een kopje Matcha groene poederthee. En als de voor de hand liggende beelden van Isao’s geboorteland op zijn, dan plaatst zij hem in haar geboorteland, overal waar zijn talent hem passend maakt. Maar niet in deze supermarkt, onder dit felle lampenlicht, luisterend naar de stem van de reclame die door de boxen schalt. Niet aan de overkant van de visafdeling waar het stinkt naar vis die de versheidsdatum voor sushi-kwaliteit verregaand overschreed. Ze kijkt naar Isao Yamamoto, niet gevangen in zijn vernederend attractiepark, maar vrij. Vrij in zijn waardigheid.
Isao Yamamoto weet dat de vrouw geen sushi zal kopen.