Het is eenvoudig om te denken. Je doet het alleen.
Zo dacht ik onlangs nog hoe dankbaar ik daarvoor ben.
In al wat ik ooit dacht, houd ik vast aan het idee van de mens als mozaïek.
We vormen en vallen en breken. We rapen onszelf bij elkaar
en krabbelen overeind, als opstaan niet lukt met opgeheven hoofd.
We laten een spoor scherven na
met daarin de herinnering van wie wij waren.
En onderweg vinden we elkaar.
We polijsten scherpe randen rond en herscheppen onszelf.
Telkens de ander een hand wordt aangereikt.
In elk paar ogen dat ons kruist. Waar een barst zit
schuilt een verleden. Achter een lach rolt een traan.
En onderweg vinden we elkaar.
Langzamerhand wordt wie jij was versmolten
tot wie ik zal zijn. En verdwalen
verheft zich van zonde tot noodzaak.
Hoe anders vinden we elkaar onderweg?