En syndfri skildring

26 sep 2020 · 6 keer gelezen · 1 keer geliket

 

Toen ik klein was, dacht ik dat 'window' Engels was voor zachte wind, zegt de kreupele, en 'weint' Duits voor natte wind, zo gaat hij verder.

Hij staat weer te lullen tegen Tanguy den onnozelaar. Het bovenlijf van Tanguy en al zijn stompjes zitten in de driewieler. Hij is haast bedolven onder bladeren van plataan en zomereik. Het wordt een muffe herfst in het hoofd van alleman. Ooit.

Behalve in dat ene bovenkamertje, op de hoogste verdieping van de Petteflet, waar Katja en ik de eeuwige liefde bedrijven, elke nacht weer. Ook al is ze hoogzwanger van de dood, we blijven maar doorvrijen. We zijn toch aan het leegbloeden. 

De kraan van de schaamteloosheid staat open, Katja wil dat ik haar blijf omhelzen, als een warme inktvis en ze weet het, dat ik niet wil klaarkomen, omdat mijn hart anders splijt, mijn middenrif het begeeft en mijn ganse lijf weer volloopt met ouwe rottigheid.

Zij mag zoveel ze wil. Ik hoef niet te stoppen wanneer ik haar verwen. Zij is een vrouw en dat scheelt. Ze glundert telkens weer de microgolfoven 'tieng' heeft gezegd.

De warme melk is klaar en ik doe er twee extra lepeltjes cacaopoeder bij. Ik roer tot bruin overheerst. Zoek daar niets achter. Het is al ochtend.

Goeie god! Ja. Hij heeft dat kakgaatje wel erg dicht bij de poes getekend en mijn nonkel Archibald zei vaak dat ik zo dom ben als een drol, dat ik in een boerengat geboren ben waar geen pruimelaars staan. 

Het is de kreupele. Ik hoor hem opnieuw kwezelen tegen Tanguy.

En in den oorlog lag alles plat in Ieper, weet die dan weer. Alleen de fluiten bleven rechtstaan en ook al hadden die gasten de ganse dag lijken gesjouwd, 's nachts lieten ze geen enkel spleetje gerust.

Als iets ons redt uit de Vlaamse klei, dan is het de lust, die dwaze drang en de blauwneusaap wordt omschreven als 'seer quaet ende onaerdig'. Dat staat onder een afbeelding in de map van de kreupele. Hij toont de prent aan Prudence, die Tanguy aan het voeden is. Middag is het alweer. We zitten in de refter met de ongelijke tafeltjes.

Zes keer vier poten, en met een krom babylepeltje steekt Prudence stukjes zalm in de mond van Tanguy. En syndfri skildring, zegt ze tegen de kreupele. Nochtans doet de aap iets met een schaars geklede vrouw. Alle twee even erg, Tanguy en de kreupele. Gelukkig hebben ze hun eigen zieke tafeltje en ruik ik hun praat niet altijd tot hier.

Ik weet niet uit welk Scandinavisch land de zalm komt. Patatten doen niet moeilijk. Ook begrijp ik niet hoe Prudence zo lief kan blijven tegen die twee. De goedheid van zeven dolfijnen moet in haar leven en ik ken die map van de kreupele.

Hij zegt dat hij die verzameling gekocht heeft op een veiling van het erfgoed van Louis Paul Boon. De kreupele probeert aan alle brol waarde te geven. Hij beweert zelfs dat zijn krukken gemaakt zijn uit een poolstok van Sergey Bubka.

Uit vlierbestakken! De mieter zit erin, ook in zijn kop!

Er is slechts de tinteling van tuinkers die mij vandaag nog enigszins hoop geeft. Prudence is naast mij komen staan. Zij is syndfri, zonder twijfel, en ik voel een warme arm over mijn schouder. Ze wrikt mijn vierde wervel los, perst daarna citroen uit in mijn glas.

Het water schrikt niet meer. De toeter ligt omver, dat wel, want buiten waait intussen wind allesbehalve zacht. Boreas probeert Zephyros eronder te krijgen. Is er ergens een dijk die barsten wil? 

Ik hoop het. Echt. Dat straks op mijn eigen verdieping, in mijn kamer, er eindelijk nog eens damp komt op mijn window. Het mag weer zichtbaar worden, dat hart op koud glas, getekend door een vinger van een blind verlangen.

 

 

uit de reeks 'Residu'

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

26 sep 2020 · 6 keer gelezen · 1 keer geliket