Wanneer de nacht ’s ochtends het hemelbed verlaat
als een minnaar in het donker de schemering alleen achterlaat
op het breekpunt tussen licht en donker
en zij met bleke ochtendwangen opstaat
even rilt en haar lichtroze ochtendjas om zich heen slaat
en ze lacht even bij de herinnering aan een kus
waarop de zon zijn eerste warmte straalt
en denkt dat hij haar daarmee behaagt
maar zij weet beter
en gniffelt om zijn hoogmoedigheid